Vragen van het lid Smaling (SP) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Economische Zaken over de enquête onder architecten en de toepassing van de Europese regels bij aanbestedingen (ingezonden op 23 juli 2015).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «Aanbestedingen vaak in nadeel van architecten» en «Een dialoog vinden ze nu gedoe»?1

Vraag 2

Wat is uw reactie op het feit dat een meerderheid van de gevraagde architecten vindt dat aanbestedingen leiden tot machtsongelijkheid tussen architecten en opdrachtgevers, dat er vaak geen vergoeding is, en kosten niet kunnen worden verhaald?

Vraag 3

Herkent u het beeld dat bij de toepassing van de Europese regels door gemeentebesturen deze strak worden geïnterpreteerd, waarbij het volgens architecten vaak leidt tot grove onrechtvaardigheden waaraan men moeilijk kan ontsnappen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat ziet u daarbij aan mogelijkheden om deze tendens te keren?

Vraag 4

Wat is uw reactie op het feit dat 97% van de gevraagde architecten de gevraagde inspanningen niet in redelijke verhouding vindt staan tot de opdracht, en het daarnaast schort aan de uitleg van beslissingen en overwegingen van opdrachtgevers?

Vraag 5

Vindt u het terecht dat bij een eerste fase van het ontwerp om een visie gevraagd wordt die in de praktijk neerkomt op een omvangrijk voorontwerp waarin vaak tientallen tot honderden uren arbeid zitten en waarvoor geen vergoeding wordt gegeven? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 6

Herkent u het feit dat een architect volgens de Europese regels zogeheten referenties moet overleggen om te mogen inschrijven op een opdracht voor bijvoorbeeld een nieuwe school of gemeentehuis, waarbij het er in de praktijk op neerkomt dat men in de drie voorafgaande jaren aan drie soortgelijke of zelfs identieke opdrachten moet hebben meegedaan als uitvoerend architect? Wat vindt u van het feit dat hierdoor bureaus uit de markt worden gestoten?

Vraag 7

Is het u bekend dat door de zogenaamde referentie-eis bureaus gedwongen zijn in te schrijven op bouwprojecten ook al ontbreekt een vergoeding? Bent u bereid hiervoor een oplossing aan te dragen waarmee voorkomen wordt dat hele generaties jonge architecten, tussen de twintig en vijfendertig jaar, gaan behoren tot een verloren generatie? Zo nee, waarom niet?

Vraag 8

Bent u bereid om bij zogenaamde «open opdrachten» die verder gaan dan een eenvoudige offerte een richtlijn te ontwikkelen waarbij rekening wordt gehouden met een redelijke vergoeding van tenminste de gemaakte kosten? Zo nee, waarom niet?

Vraag 9

Bent u bereid om de afgenomen enquête te bestuderen en om samen met het veld te werken aan de in het artikel geschetste zorgen over de kwaliteit en innovatie van ontwerpen en aan het funest gebrek aan transparantie bij beoordelingen van het ingestuurde werk? Zo nee, waarom niet?

Vraag 10

Bent u van mening dat de gewijzigde Wet op de architectentitel, die ziet op beroepservaring, bij – en nascholingsregeling voor stedenbouwkundigen, en voor tuin – en interieurarchitecten, en die per 20 juli 2015 is ingegaan, slechts de architectentitel volgens de Europese richtlijn beschermt, maar geen soelaas biedt voor de geschetste problematiek? Zo nee, waarom niet?


X Noot
1

Volkskrant, 17 juli 2015

Naar boven