Vragen van het lid Jasper vanDijk (SP) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht dat Nederland een «claimwalhalla» is voor multinationals (ingezonden 18 juni 2015).

Vraag 1

Deelt u de mening dat Nederland een «claimwalhalla» is voor buitenlandse investeerders? Kunt u uw antwoord onderbouwen?1

Vraag 2

Waarom is de CPB-studie naar bilaterale investeringsverdragen (BITs) van 16 september 2014 pas op 27 mei jl. gepubliceerd?2

Vraag 3

Waarom is in de bovengenoemde studie, evenals in het discussion paper 298 van het CPB3, de impact van Investor-State Dispute Settlement (ISDS)-zaken die gevoerd zijn op basis van Nederlandse bilaterale investeringsverdragen op derde landen niet onderzocht? Bent u bereid het CPB te verzoeken om aanvullend onderzoek te doen naar de impact op derde landen als gevolg van ISDS-zaken die gevoerd zijn op basis van Nederlandse bilaterale investeringsverdragen en het Energy Charter Treaty?

Vraag 4

Hoe verklaart u het feit dat BITs geen significante positieve effecten hebben op buitenlandse investeringen indien de gastlanden behoren tot de categorie lage- en lagemiddeninkomenslanden die gelegen zijn in Latijns-Amerika of Subsahara-Afrika?4 Wat zijn de implicaties hiervan voor uw visie op de herziening van de Nederlandse BITs?

Vraag 5

Wat is uw oordeel over het feit dat de UNCTAD-studie naar ISDS-zaken onder internationale investeringsovereenkomsten door Nederlandse investeerders geen volledig overzicht van toegekende en niet-toegekende claims en bijbehorende proceskosten heeft kunnen geven vanwege een gebrek aan beschikbare data? Deelt u de mening dat voor een afgewogen oordeel over het gebruik van de ISDS-clausule in Nederlandse BITs deze data noodzakelijk is? Bent u bereid alsnog onderzoek in te stellen om deze data te achterhalen?5

Vraag 6

Wat is uw reactie op de volgende conclusie van de UNCTAD-studie: «Another possible explanation is the frequent use of Dutch-incorporated entities as intermediaries in making transnational investments by non-Dutch companies. Indeed, this report has shown that in around three quarters of Dutch cases the ultimate owners of the claimants are not Dutch themselves»?

Vraag 7

Zijn er bedrijven op de UNCTAD-lijst die volgens u gekwalificeerd kunnen worden als brievenbusfirma? Zo ja, welke? Kunt u daarbij aangeven welke definitie van brievenbusfirma u hanteert, gezien het feit dat er geen substance-eisen verbonden zijn aan het gebruik kunnen maken van Nederlandse BITs?6

Vraag 8

Gegeven uw toezegging om te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om in IBO’s (investeerdersbeschermingsovereenkomsten) een bepaling op te nemen waarbij alleen bedrijven die substantiële economische activiteiten ontplooien gebruik zouden kunnen maken van verdragsvoordelen, kunt u aangeven welke substance-eisen u wilt opnemen in de herziening van de Nederlandse BIT’s?7

Vraag 9

Op welke wijze gaat u treaty shopping in de herziening van Nederlandse IBO’s voorkomen?8

Vraag 10

Hoe duidt u de uitspraak van deskundigen dat het herzien van ISDS-clausules in Nederlandse BITs tientallen jaren kan gaan duren? Wat gaat u doen om misbruik van IBO’s te voorkomen totdat de Nederlandse BITs herzien zijn?

Vraag 11

Hoe staat het inmiddels met de mogelijkheid van een aanvullende toets binnen TTIP voor bepaalde sectoren, waarbij de lidstaten, de EU en de VS gezamenlijk eerst bepalen of een claim gegrond is of niet, alvorens een investeerder zijn claim mag doorzetten?9


X Noot
5

UNCTAD: Treaty-based ISDS cases brought under Dutch IIA’s: An Overview

X Noot
6

UNCTAD: Annex 1. Treaty-based arbitrations by Dutch investors

X Noot
7

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2313

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2313

X Noot
9

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nrs. 1932 en 1934

Naar boven