Vragen van het lid Kooiman (SP) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de conclusie van wetenschappers dat Utrecht faalde met het sluiten van de prostitutieramen (ingezonden 2 juni 2015)

Vraag 1

Wat is uw reactie op het onderzoek van de Universiteit Utrecht en de Erasmus Universiteit Rotterdam waaruit onder andere is gebleken dat honderden sekswerkers slachtoffer zijn geworden van de ondoordachte en overhaaste beleidsbeslissingen van de gemeente Utrecht om het Zandpad te sluiten?1

Vraag 2

Welke lessen kunt u trekken uit betreffend onderzoek? Welke maatregelen zullen volgens u naar aanleiding hiervan genomen moeten worden?

Vraag 3

Deelt u de mening dat sluiting van het Zandpad door voormalig burgemeester Wolfsen en voormalig wethouder Isabella niet verstandig was wegens het ontbreken van onder andere een deugdelijk alternatief in Utrecht zelf? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Kunt u door middel van een tijdspad toelichten wat de gemeente Utrecht sinds de sluiting van de ramen tot nu heeft ondernomen teneinde alternatieven te realiseren en wat de redenen zijn dat het tot nu toe (nog) niet is gelukt?

Vraag 5

In hoeverre kunt u de gemeente Utrecht helpen bij het snel(ler) realiseren van een alternatief? Op welke manier biedt het landelijk programma prostitutie een mogelijkheid om hierbij goed samen te werken? Indien dit al gebeurt, kunt u toelichten op welke wijze u gemeentes en meer specifiek Utrecht ondersteunt op dit punt?

Vraag 6

Hoe is er door de gemeente Utrecht vanaf de sluiting van alle prostitutieramen toezicht gehouden op de sekswerkers? Lag hier bij de sluiting destijds direct al een plan voor klaar? Zo nee, waarom niet? Hoe is dit geregeld in andere gemeentes?

Vraag 7

Wat is er door de gemeente Utrecht voorafgaand, tijdens en na de sluiting van de prostitutieramen gedaan teneinde mensenhandel aan te pakken?

Vraag 8

Hoe staat het beeld dat u schetst met betrekking tot de hulpverlening2 in verhouding tot de conclusie van de onderzoekers dat sekswerkers weinig tot geen contact hebben met de hulpverleners en er weinig kennis is bij de gemeente Utrecht en andere instanties over onder andere de situatie van de sekswerkers? Hoe hoog is het kennisniveau bij andere gemeentes en hoe kan deze kennis worden vergroot?

Vraag 9

Wat is uw reactie op de conclusie van de onderzoekers dat er weinig kennis is bij de gemeente Utrecht en andere instanties over de mobiliteit, huidige werkplaats en situatie van de sekswerkers? Wat zijn daar de redenen van en op welke manier kan deze kennis worden vergroot of wórdt hij vergroot? Kan daarbij worden toegelicht hoe andere gemeentes hiermee omgaan bij eventuele sluiting van prostitutieplekken?

Vraag 10

Uit het onderzoek wordt duidelijk dat van een aantal sekswerkers van het Zandpad duidelijk is waar zij op dit moment al dan niet werkzaam zijn; in hoeverre was de gemeente Utrecht hier ook van op de hoogte?

Vraag 11

Op welke manier krijgt de gemeente Utrecht weer zicht op de sekswerkers die na de sluiting van de prostitutiezone uit beeld zijn geraakt?

Vraag 12

Deelt u de mening dat gemeentes bij sluiting van de prostitutieplekken tevens moeten zorgdragen voor alternatieven, deugdelijke toezicht, hulpverlening en monitoring van de situatie van de sekswerkers? Zo nee, waarom niet?

Vraag 13

Wat gaan u en de gemeente Utrecht ondernemen teneinde de slechte situatie waarin een aantal sekswerkers zich bevindt te verbeteren of in ieder geval in de toekomst te voorkomen? In hoeverre kunt u de gemeente Utrecht hierin ondersteunen?

Vraag 14

Kunt u reageren op de conclusies uit het onderzoek waar in voorgaande vragen nog geen reactie op is gevraagd?


X Noot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 2218

Naar boven