Vragen van het lid Jadnanansing (PvdA) aan de Staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over gebrekkige sociale en maatschappelijke vorming op scholen (ingezonden 16 april 2015).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Scholen werken weinig doelgericht aan sociale en maatschappelijke vorming»?1

Vraag 2

Deelt u de mening dat sociale en maatschappelijke vorming een cruciaal onderdeel van het takenpakket van middelbare scholen is? Zo ja, deelt u dan ook de opvatting dat het zorgelijk is dat nu slechts het minimumniveau wordt gehaald door veel scholen?

Vraag 3

Onderschrijft u de conclusie van de Onderwijsinspectie dat een doelgerichte aanpak voor sociale en maatschappelijke vorming het beste werkt? Zo ja, hoe beziet u de vaststelling dat scholen weinig planmatig aan deze vorming werken en geen duidelijke, concrete leerdoelen hebben opgesteld? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Bent u van mening dat scholen voldoende handvatten hebben om een doelgerichte aanpak van sociale en maatschappelijke vorming te onderwijzen?

Vraag 5

Hoe gaat u scholen aansporen om planmatiger te werk te gaan en om de sociale en maatschappelijke vorming af te stemmen op wat leerlingen nodig hebben?

Vraag 6

Kunnen «best practices» van scholen die hun aanpak van sociale en maatschappelijke vorming op orde hebben, gedeeld worden met scholen waar de aanpak nog niet op orde is?

Vraag 7

Bent u van mening dat er een rol in sociale en maatschappelijke vorming is weggelegd voor onderwijsassistenten? In hoeverre leggen scholen de taak van sociale en maatschappelijke vorming neer bij onderwijsassistenten en in hoeverre worden zij hierin geschoold?

Vraag 8

Bent u voornemens om bij het vervolgonderzoek de focus te leggen op scholen die de aanpak van sociale en maatschappelijke vorming nu nog niet op orde hebben en de inspectie in overleg te laten treden met deze scholen over hoe zij de sociale en maatschappelijke vorming op korte termijn op orde kunnen brengen? Zo nee, waarom niet?

Naar boven