Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de kritiek van de Nationale ombudsman op het medisch adviseren door het Bureau Medische Advisering over vreemdelingen (ingezonden 27 maart 2015).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het rapport «Zorgen over de grenzen» van de Nationale ombudsman over het Bureau Medische Advisering (BMA)?1

Vraag 2

Wat is uw reactie op dit rapport waarin onder andere geconcludeerd wordt dat het BMA haar adviezen niet voldoende voorbereid?

Vraag 3

Op welke wijze gaat u uitvoering geven aan de aanbevelingen van de Ombudsman, o.a. dat het BMA en ook de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) een kritischere houding moeten aannemen bij het waarderen van informatie en adviezen?

Vraag 4

Deelt u de mening dat de adviezen van het BMA een maximale onderbouwing en zorgvuldigheid moeten bevatten, mede omdat die bepalend kunnen zijn voor het verblijf van de vreemdeling in Nederland, of terugkeer naar het land van herkomst? Zo ja, hoe gaat u dat borgen?

Vraag 5

Deelt u tevens de mening van de Nationale ombudsman dat het BMA en de IND in geval van terugkeer van een vreemdeling uitgebreider en kritischer moeten nagaan of bepaalde medicatie of een bepaalde medische behandeling daadwerkelijk in het land van herkomst beschikbaar is? Zo nee, waarom niet?

Vraag 6

Kunt u bij deze antwoorden eveneens betrekken het internationaal vergelijkend onderzoek dat wordt uitgevoerd naar het beleid omtrent de beoordeling of medische zorg in het land van herkomst feitelijk toegankelijk is voor een vreemdeling, naar aanleiding van de aanbeveling van de Onderzoeksraad voor Veiligheid? Hoe ver bent u met dit onderzoek en wanneer komt dit naar de Kamer?

Naar boven