Vragen van de leden Thieme en Ouwehand (beiden PvdD) aan de Staatssecretaris van Economische
Zaken en de Minister van Veiligheid en Justitie over het veilen en opvangen van dieren
na een inbeslagname (ingezonden 25 februari 2015).
Vraag 1
Bent u op de hoogte dat er op een veiling van onlineveilinghuis BVA Auctions onlangs
nog een pony van een failliete stalhouderij dusdanig verwaarloosd was dat het dier
direct na de koop geëuthanaseerd moest worden?1
Vraag 2
Hoe is het mogelijk dat deze extreem verwaarloosde pony nog door de curator geveild
is? Is het waar dat deze pony in de week voor de veiling een paspoort heeft gekregen
waarin staat dat het dier 6 jaar zou zijn terwijl een veearts door middel van een
gebitsanalyse heeft bevestigd dat deze pony zeker 15 jaar oud is? Zo nee, hoe zit
het dan?
Vraag 3
Bent u nog steeds van mening dat in het geval van een faillissement de aanwezige dieren
aangeboden moeten kunnen worden op een veiling? Zo ja, op grond van welke feiten?2
Vraag 4
Bent u bekend met de schrijnende situaties die regelmatig ontstaan door de inbeslagname
van dieren van mensen met schulden bij (dreigende) uithuiszettingen en bij faillissementen?
Is het waar dat curators regelmatig dreigen met het inbeslagnemen van huisdieren,
om de eigenaren – die een emotionele band hebben met hun dier – onder druk te zetten
de schuld te betalen? Zo ja, wat vindt u daarvan? Zo nee, welke garanties heeft u
dat dit in de praktijk niet gebeurt?
Vraag 5
Kunt u uiteenzetten hoeveel dieren jaarlijks bij uithuiszettingen en faillissementen
worden weggehaald en hoeveel van deze dieren geveild worden?
Vraag 6
Onderschrijft u dat dieren geen zaken zoals een koelkast of tafel zijn, conform artikel
2a, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat dieren geen zaken
zijn? Deelt u de mening dat het veilen of op straat zetten van dieren onwenselijk
is mede in het licht van artikel 2a, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek?
Vraag 7
Bent u bereid stappen te nemen om verandering te brengen in de huidige onwenselijke
situatie en veilingen van dieren niet langer mogelijk te maken? Zo ja, op welke wijze
en termijn? Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Kunt u uiteenzetten hoe de verantwoordelijkheid voor het welzijn van dieren die op
straat dreigen te raken bij een uithuiszetting geregeld is in de verschillende gemeenten
in Nederland? Deelt u de mening dat er duidelijke regels voor dit soort schrijnende
situaties moeten zijn ter voorkoming van het op straat zetten van dieren, die vervolgens
een zwervend bestaan moeten leiden?
Vraag 9
Erkent u dat inbeslagname van dieren vaak sowieso geen financiële waarde heeft, omdat
asielen al overvol zitten en de kans dus bijzonder klein is dat een dier voor een
geldbedrag kan worden verkocht? Zo nee, waaruit blijkt volgens u het tegendeel?
Vraag 10
Deelt u de mening dat er een landelijk beleid zou moeten gelden ten aanzien van dieren
die inbeslaggenomen dreigen te worden door een uithuiszetting of faillissement, waarin
duidelijk is wie de verantwoordelijkheid draagt voor de dieren en wie de kosten betaalt
wanneer de eigenaar hier niet toe in staat is? Zo ja, bent u bereid een landelijk
beleid op te stellen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 11
Kunt u aangeven hoe toezicht op het welzijn van inbeslaggenomen dieren georganiseerd
is, tijdens en na de beslaglegging?
Vraag 12
Deelt u de mening dat dieren na een inbeslagname zeer zorgvuldig herplaatst dienen
te worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit te bereiken?
Wat gaat u doen om scenario’s zoals doorverkoop aan de slacht of risico op impulsaankopen
te voorkomen?
X Noot
2Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 1170