Vragen van de leden Nijboer en Recourt (beiden PvdA) aan de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de regels met betrekking tot de meldplicht van accountants (ingezonden 23 februari 2015).

Vraag 1

Kent u het bericht «Tuchtrechter beperkt beroepsgeheim accountants»1 en kent u de in dat bericht genoemde uitspraak van de Accountantskamer?

Vraag 2

Is het waar dat het gevolg van de genoemde uitspraak inderdaad is dat de geheimhoudingsplicht van accountants in het geval van een vermoeden van een omvangrijke (fiscale) fraude ingeperkt wordt? Zo ja, op welke wijze? Wanneer is er nu sprake van een meldplicht en in welke mate is die meldplicht verruimd door de uitspraak? Zo nee, hoe duidt u die uitspraak dan?

Vraag 3

Deelt u de mening van de auteur van het bericht dat de genoemde uitspraak tegenstrijdig is met eerdere uitspraken van de Accountantskamer en de uitleg van de Raad van Beroep voor belastingadviseurs? Zo ja, waarin zit die tegenstrijdigheid? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Hoe verhoudt enerzijds de geheimhoudingsverplichting die accountants in hun Verordening Gedragscode hebben vastgelegd tot anderzijds de meldplicht op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de genoemde uitspraak? Is er sprake van onduidelijkheid of zelfs tegenstrijdigheid en kan dit in de praktijk van het melden van fraude tot problemen leiden? Zo ja, waar bestaat die uit? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Acht u het wenselijk om door middel van wet- of regelgeving helderheid te creëren over wanneer een accountant een meldplicht heeft aan de Belastingdienst of andere instanties? Zo ja, op welke termijn gaat u dit doen en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?


X Noot
1

Financieele Dagblad, 19 februari 2015, p.10

Naar boven