Vragen van de leden Groot en Vermeij (beiden PvdA) aan de Staatssecretarissen van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over pensioenopbouw door IB-ondernemers bij een beroepspensioenregeling (ingezonden 28 januari 2015).

Vraag 1

Bent u ervan op de hoogte dat voor IB-ondernemers1 die verplicht deelnemen in een beroepspensioenregeling de winst uit onderneming – uit het kalenderjaar drie jaar voorafgaand aan het jaar van pensioenopbouw – tot uitgangspunt wordt genomen bij het bepalen van de omvang van de fiscale faciliëring van hun pensioenopbouw?2

Vraag 2

Klopt het dat het referentiejaar (t-3) is gekozen om de IB-ondernemers voldoende tijd te geven om hun pensioengevend inkomen vast te stellen?

Vraag 3

In hoeverre kunnen IB-ondernemers afwijken van het referentiejaar?

Vraag 4

In hoeverre is rekening gehouden met tussentijdse arbeidsongeschiktheid en bijbehorende teruggang in inkomen?

Vraag 5

Deelt u de mening dat het referentiejaar in volgende casus erg ongelukkig uitpakt, en ook niet de bedoeling kan zijn van de genomen maatregel? Zo ja, welke mogelijkheden zijn er voor betrokkene om de pensioenpremie te (laten) verlagen?3

Vraag 6

In hoeverre heeft een pensioenfondsbestuur discretionaire bevoegdheid om in vergelijkbare casussen maatwerk te kunnen leveren aan deelnemers die zich in vergelijkbare situaties bevinden? Indien het bestuur deze bevoegdheid niet heeft, bent u bereid deze ruimte te scheppen? Zo nee, waarom niet?


X Noot
1

IB-ondernemers: ondernemers die inkomstenbelasting betalen

X Noot
2

Kamerstukken 33 403, Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2013)

X Noot
3

Casus: een zelfstandig fysiotherapeut is verplicht aangesloten bij het beroepspensioenfonds voor fysiotherapeuten. In 2013 raakt hij voor een groot deel arbeidsongeschikt. Voor de pensioenpremie 2015 wordt nu gekeken naar de winst uit onderneming in 2012. Hij moet nu meer dan het dubbele van zijn huidige inkomen aan pensioenpremie betalen.

Naar boven