Vragen van de leden Merkies en Gesthuizen (beiden SP) aan de Minister van Economische Zaken over de veronderstellingen van het Centraal Planbureau (CPB) (ingezonden 19 december 2014).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «Het CPB, machtig instituut met een tunnelvisie»?1

Vraag 2

Acht u het mogelijk dat bij een organisatie als het CPB tunnelvisie ontstaat?

Vraag 3

Kunt u uitleggen hoe het CPB te werk gaat bij het maken van een keuze over wetenschappelijk onderzoek dat wordt meegenomen bij de beoordeling en/of doorrekening van voorstellen?

Vraag 4

Onderschrijft u de conclusie van Storm en Naastepad dat onze achterblijvende productiviteit bijna helemaal is toe te schrijven aan loonmatiging?

Vraag 5

Onderschrijft u de conclusie van Storm en Naastepad dat de investeringen in de jaren ’80 weliswaar aantrokken, maar dat dit niet dankzij – maar ondanks loonmatiging het geval was?

Vraag 6

Kunt u bevestigen dat in de periode waarin de loonmatiging zijn werk deed het Nederlandse exportaandeel op de wereldmarkt is gedaald? Zo ja, wat is volgens u de oorzaak daarvan?

Vraag 7

Hoe verklaart u dat het exportaandeel op de wereldmarkt van Oostenrijk, Duitsland, Denemarken en Zweden, landen die juist veel minder op loonmatiging hebben ingezet, juist toenam in deze periode?

Vraag 8

Welke onderzoeken neemt het CPB mee bij de beoordeling van de effecten van loonmatiging?

Vraag 9

Hoe vaak wordt geëvalueerd of veronderstellingen die het CPB baseert op wetenschappelijk onderzoek moeten worden herzien, bijvoorbeeld vanwege het feit dat nieuw wetenschappelijk onderzoek een andere kant uit wijst? Wie is hierbij betrokken?

Naar boven