Vragen van het lid Smaling (SP) aan de Minister van Infrastructuur en Milieu over het achteraf regelen van vergunningen voor reeds uitgevoerde projecten door het Waterschap Roer en Overmaas (ingezonden 2 december 2014).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel «Wim viel niet te plooien, werd ziek en moest weg» waarin een medewerker van het Waterschap Roer en Overmaas (hierna: Waterschap) is geïnterviewd over onder meer de wijze van vergunning verstrekking door het Waterschap?1

Vraag 2

Was en/of bent u ervan op de hoogte dat het Waterschap vergunningen voor eigen projecten al jarenlang altijd na afloop zou regelen? Zo ja, is daarbij sprake (geweest) van antedatering? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Bent u, op grond van artikel 58 van de Waterschapswet en/of artikel 3.4, zesde lid, van het Waterbesluit, bereid na te gaan over welke periode en voor welke projecten het Waterschap achteraf vergunningen heeft verleend? Bent u daarnaast bereid na te gaan bij welke van die projecten er sprake was van rijksubsidiëring? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Bent u bereid na te gaan of vanwege het achteraf verlenen van vergunningen voor reeds gerealiseerde projecten inwoners en/of ondernemers benadeeld zijn en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Lopen hieromtrent nog rechtszaken tegen het Waterschap? Zo ja, hoeveel en welke rechtszaken?

Vraag 6

Bent u bereid een reactie te geven op het in het genoemde artikel aangehaalde rapport van de Nationale ombudsman, waarin onder meer staat dat «het achteraf regelen van vergunningen onwenselijk was en zoveel mogelijk voorkomen moet worden»?

Vraag 7

Wat zijn de stappen die, naar aanleiding van het rapport, door het Waterschap zelf en door u in de richting van het Waterschap zijn ondernomen?

Vraag 8

Wat is er waar van het bericht – uit datzelfde rapport van de Ombudsman – dat «ook enkele andere waterschappen dit deden in verband met het praktisch omgaan met moeilijk uitvoerbare wetgeving»? Om welke andere waterschappen gaat dit?

Vraag 9

Op welke wijze hebben de provincie en het Rijk (c.q. de Inspectie Leefomgeving en Transport) het toezicht als voorgeschreven in hoofdstuk 3 van de Waterwet de afgelopen jaren uitgevoerd?

Vraag 10

Op welke wijze heeft het Rijk, vanwege internationale verplichtingen en de bovenregionale belangen, rechtstreeks toezicht gehouden op dit waterschap?

Vraag 11

Gaat de werkwijze van het Waterschap consequenties hebben? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?


X Noot
1

Volkskrant, 27 november 2014: Ten eerste: Ondergang van een klokkenluider. «Wim viel niet te plooien, werd ziek en moest weg».

Naar boven