Vragen van het lid Kerstens (PvdA) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over tijdelijke contracten in de sociale werkvoorziening (ingezonden 10 oktober 2014).

Vraag 1

Herkent u het beeld dat tijdelijke contracten van mensen in de sociale werkvoorziening op een aantal plekken niet (en op andere plekken, bij voorbeeld Den Bosch, Deventer en Eindhoven, wel) worden verlengd?1

Vraag 2

Klopt de rekensom dat wie na twee jaar ziekte weer aan het werk probeert te komen, terugvalt van 1.450 euro netto per maand tot 600 euro als hij werkloos wordt?

Vraag 3

Bent u bereid om samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en Cedris (brancheorganisatie voor sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie) te bezien of, en zo ja op welke wijze, verlenging en/of omzetting mogelijk is? Wilt u hierbij ook de mogelijkheid van detachering betrekken?

Vraag 4

Deelt u de mening dat het toch meer voor de hand ligt – uit (financieel) oogpunt van gemeenten en omdat het de voorkeur verdient voor betrokken medewerkers – om tijdelijke contracten te verlengen, zodat gemeenten per 2015 over een hoger sw-budget beschikken?

Vraag 5

Hebben alle 1.500 mensen met een uitkering op grond van de WIA (de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen), die werkzaam zijn op een tijdelijk contract in de sociale werkvoorziening, een sw-indicatie?

Vraag 6

Vallen de 1.500 mensen met een WIA-uitkering onder de groep mensen die met voorrang naar de extra 125.000 banen worden begeleid?

Vraag 7

Kunt u aangeven welke concrete inspanningen er worden geleverd om die voorrangspositie daadwerkelijk waar te maken?

Vraag 8

Wat is de stand van zaken van de afspraak uit het sociaal akkoord, om een extra inspanning te verrichten voor mensen met een WIA-uitkering?

Naar boven