Vragen van de leden Van der Staaij (SGP) en Keijzer (CDA) aan de Ministers van Veiligheid en Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de berichten waaruit blijkt dat een consulent van Stichting De Einder adviezen over zelfdoding geeft (ingezonden 20 mei 2014).

Vraag 1

Kent u de berichten waaruit blijkt dat een van de consulenten van Stichting De Einder een jonge vrouw, zonder grondig onderzoek en professionele hulpverlening, concrete adviezen heeft gegeven over de methoden waarmee zij een eind aan haar leven kan maken en een adres heeft verschaft voor het verkrijgen van middelen om zichzelf van het leven te beroven?1

Vraag 2

Wat vindt u van deze handelwijze? Deelt u de mening dat een dergelijke handelwijze een ongewenste ontwikkeling is?

Vraag 3

Hoe verhoudt het zo gemakkelijk toegang hebben tot advisering over zelfdoding zich tot het algemene uitgangspunt van het beleid van suïcidepreventie?

Vraag 4

Deelt u de mening dat het feit dat een middel voor zelfdoding zo eenvoudig beschikbaar is onmogelijk positief kan bijdragen aan het terugdringen van het aantal gevallen van zelfdoding?

Vraag 5

Deelt u de mening dat het bieden van adviezen, zoals dit in het concrete geval van de consulent van Stichting De Einder blijkt te gebeuren, veel verder gaat dan het bieden van algemene informatie en in lijn met uitspraken van de Hoge Raad, waarin wordt gesteld: «Wel strafbaar is in beginsel degene die in het concrete geval middelen verschaft of toedient en duidelijke, op navolging en uitvoering gerichte instructies geeft aan degene die tot zelfdoding heeft besloten.», strafbaar is?2 Deelt u de mening dat het hier erom gaat of de verdachte het door zijn handelen voor de ander mogelijk of gemakkelijker heeft gemaakt om zichzelf te doden en dat hier in dit geval sprake van is, ook al heeft de zelfdoding niet daadwerkelijk plaatsgevonden?3

Vraag 6

Deelt u de mening dat het bieden van zulke informatie gekwalificeerd dient te worden als behulpzaam zijn bij zelfdoding en het verschaffen van (toegang tot) middelen voor die zelfdoding, zoals verboden in artikel 294 van het Wetboek van Strafrecht, danwel het opzettelijk uitlokken van een strafbaar feit?

Vraag 7

Bent u bereid het Openbaar Ministerie te vragen in hoeverre er in deze casus sprake is van behulpzaamheid bij zelfdoding of een ander strafbaar feit?

Vraag 8

Bent u tevens bereid te onderzoeken welke civielrechtelijke- of strafrechtelijke maatregelen mogelijk zijn tegen de stichting voor wie deze consulent werkt? Bent u bereid te onderzoeken of het mogelijk is deze stichting vanwege strijd met de openbare orde of de goede zeden of vanwege het voorkomen van strafbare feiten te verbieden, danwel in ieder geval onmogelijk te maken nog langer adviezen te geven die behulpzaam zijn bij zelfdoding?

Vraag 9

Welke mogelijkheden zijn er nationaal of internationaal om de betrokken Chinese organisatie aan te pakken wegens het te koop aan bieden of verhandelen van middelen met dodelijke werking?

Vraag 10

Bent u bereid, indien na onderzoek blijkt dat er geen (straf)rechtelijke mogelijkheden zijn om tegen deze organisatie op te treden, te bevorderen dat artikel 294 van het Wetboek van strafrecht en/of andere strafbepalingen zodanig worden aangepast dat hier ook tegen opgetreden kan worden?

Naar boven