Vragen van de leden Omtzigt, Oskam en Van Toorenburg (allen CDA) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Veiligheid en Justitie over de aangenomen motie Omtzigt (33 750 V, nr. 30) (ingezonden 12 mei 2014).

Vraag 1

Herinnert u zich de door de Kamer aangenomen motie-Omtzigt van 27 november 2013, die stelt dat de Nederlandse regering niet altijd op de hoogte is van veroordelingen van Nederlanders voor zedendelicten in het buitenland;

constateert dat deze delinquenten daardoor een VOG (verklaring omtrent het gedrag) kunnen krijgen in Nederland en aan de slag kunnen in bijvoorbeeld de kinderopvang;

en de regering verzoekt in kaart te brengen welke informatie uitgewisseld wordt en met welke landen en binnen vier maanden met dit overzicht te komen en een plan van aanpak met Memorandums of Understanding en verdragen om deze informatie altijd te ontvangen, zodat kinderen in Nederland en elders beter beschermd worden?1

Vraag 2

Kunt u dit overzicht zo spoedig mogelijk aan de Kamer doen toekomen?

Vraag 3

Van hoeveel en van welke landen heeft u de afgelopen 12 maanden informatie ontvangen over Nederlanders die voor een zedendelict veroordeeld zijn?

Vraag 4

Van hoeveel mensen met een Nederlands paspoort is een veroordeling voor een zedendelict in het buitenland bekend, waardoor zij in Nederland op dit moment geen Verklaring Omtrent het Gedrag kunnen ontvangen om bijvoorbeeld in de kinderopvang te gaan werken?

Vraag 5

Indien iemand uit land A komt en in land B veroordeeld is (zoals Robert M. die uit Letland komt en in Duitsland veroordeeld was), kan hij dan in Nederland een VOG krijgen als hij geen veroordelingen in land A of Nederland heeft?

Vraag 6

Welke maatregelen acht u noodzakelijk om internationale gegevens uit te wisselen zodat mensen die in één land voor zedenmisdrijven veroordeeld worden, niet zomaar in een ander land bij of met kinderen kunnen werken?


X Noot
1

Kamerstuk, 33 750 V, nr. 30.

Naar boven