Vragen van de leden Gesthuizen (SP) en Voortman (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over nareis van meerderjarige ongehuwde kinderen (ingezonden 18 april 2014).

Vraag 1

Wat is uw reactie op het probleem van meerderjarige ongehuwde kinderen welke niet mogen nareizen, zoals dat wordt geschetst in het artikel «Ola is gevlucht voor de oorlog in Syrie maar ze is twee jaar te oud om naar Nederland te mogen»?1 Hoe vaak doen zich dit soort gevallen voor?

Vraag 2

Wat is uw algemene reactie op de richtsnoeren toepassing gezinshereniging van de Europese Commissie2 en het commentaar van Vluchtelingenwerk Nederland hierop dat het Nederlandse beleid op verschillende vlakken niet strookt met de richtsnoeren?3 Bent u voornemens hier consequenties aan te verbinden? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Wat is uw reactie op de stelling dat de beoordelingsmarge niet gebruikt mag worden op een wijze die afbreuk doet aan het doel van de Richtlijn: het bevorderen van gezinshereniging?

Bent u van mening dat door het slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk maken van gezinshereniging met meerderjarige ongehuwde kinderen er geen afbreuk gedaan wordt aan het doel van de Richtlijn?

Vraag 4

Hoe rijmt u het vereiste dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) hanteert, de «bijzondere afhankelijkheidsband», met de verschillende uitspraken van het Europese Hof van Justitie4 waarin het oordeelt dat «de status van «afhankelijk» of «ten laste komend» gezinslid voortvloeit uit de hoedanigheid van een feitelijke situatie, gekenmerkt door de omstandigheid dat het gezinslid materieel wordt gesteund door de gezinshereniger of door diens echtgenoot/partner»? Kunt u hierbij ook betrekken dat de Europese Commissie stelt dat deze afhankelijkheidsband de beslissende factor moet zijn teneinde de aanvragen tot gezinshereniging op een zo humaan mogelijke wijze te beoordelen?5

Vraag 5

Wat is uw mening over de volgende stelling van de Europese Commissie: «Artikel 4, leden 2 en 3 van de Vreemdelingenwet (Vw) bevat facultatieve bepalingen op grond waarvan de lidstaten toestemming voor toegang en verblijf kunnen verlenen aan andere gezinsleden, zoals bloedverwanten van de eerste graad van de gezinshereniger of diens echtgenoot, meerderjarige niet-gehuwde kinderen, ongehuwde levenspartners in een duurzame relatie en geregistreerde partners. Wanneer een lidstaat ervoor kiest toestemming te verlenen voor gezinshereniging van een van de in deze artikelen genoemde gezinsleden, is de Europese Richtlijn dan volledig toepasbaar.»?6 Deelt u de mening dat, nu artikel 29 lid 2 onder b van de Vw gezinshereniging voor meerderjarige kinderen mogelijk maakt, de gezinsherenigingsrichtlijn in zijn geheel op hen van toepassing zou moeten zijn?


X Noot
2

Europese Commissie, «Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende richtsnoeren voor de toepassing van Richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging», COM(2014) 210, 03-04-2014.

X Noot
3

Vluchtelingenwerk, «UPdate 2014 nr. 14», jaargang 20, 09-04-2014.

X Noot
4

Naar analogie van zaak C-316/85, Lebon, 18 juni 1987, punten 21–22; zaak C-200/02, Zhu en Chen, 9 oktober 2004, punt 43; C-1/05, Jia, 9 januari 2007, punten 36–37; en zaak C-83/11, Rahman e.a., 5 september 2012, punten 18–45; zaken C-356/11 en C-357/11, O. & S., 6 december 2012, punt 56. Pagina 6 van de Richtsnoeren.

X Noot
5

Pagina 22 van de richtsnoeren voor de toepassing van Richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging», COM(2014) 210, 03-04-2014.

X Noot
6

Pagina 6 van de richtsnoeren voor de toepassing van Richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging», COM(2014) 210, 03-04-2014.

Naar boven