Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitspraak dat het aantal leerbedrijven met 10.000 gestegen zou zijn (ingezonden 18 maart 2014).

Vraag 1

Heeft u naar aanleiding van de berichtgeving van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over de presentatie van de Basiscijfers Jeugd, deze rapportage over de ontwikkeling van het aantal leerbedrijven, inhoudelijk bestudeerd, alvorens u twitterde: «Ondanks de crisis tienduizend extra leerbedrijven»? Zo nee, zou u achteraf anders berichten over dit rapport? Zo ja, vindt u nog steeds dat uw bericht een goede weergave is van de conclusie die getrokken moeten worden uit dat rapport?1 2

Vraag 2

Welke verklaring geeft u aan de geringere groei van het aantal leerbedrijven in 2013, alsmede een daling van het aantal leerplekken?

Vraag 3

Heeft u concrete aanwijzingen in welke mate de inspanningen van onder andere de ambassadeur jeugdwerkloosheid hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van het aantal leerbedrijven en leerwerkplekken? Kan u uitdrukken hoe de cijfers zouden zijn geweest zonder deze inspanningen?

Vraag 4

Welke conclusies verbindt u aan de gepresenteerde cijfers in het rapport van stichting Samenwerking beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) ten aanzien van de doelmatigheid van het kabinetsbeleid om het aantal leerplekken op te voeren ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid?

Vraag 5

Geeft het rapport aanleiding om het beleid ten aanzien van jeugdwerkloosheid te intensiveren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?

Naar boven