Vragen van de leden Omtzigt en Bruins Slot (beiden CDA) aan de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de problemen van zzp’ers in de zorg om een VAR-wuo te krijgen of te behouden (ingezonden 27 februari 2014).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het nieuwsbericht van de Belastingdienst «VAR-loon voor zorgverleners»?1

Vraag 2

Wat is de gebruikelijke procedure wanneer een zorgverlener een VAR-wuo bij de Belastingdienst aanvraagt, welk proces doorloopt een binnengekomen aanvraag voor een VAR-wuo en hoe verloopt het proces van de toetsing van de aanvraag?

Vraag 3

Op welke wijze vergaart de Belastingdienst de benodigde informatie voor deze toetsing van een VAR-wuo-aanvraag?

Vraag 4

Op welke wijze wordt de aangevraagde VAR-wuo inhoudelijk getoetst?

Vraag 5

Hoe kijkt een inspecteur daarbij naar de elementen gezag (zowel het formele gezagscriterium als het materiële gezagscriterium), persoonlijke arbeid en loon?

Vraag 6

Deelt u de mening dat aanwijzingsbevoegdheid zoals deze voortkomt uit een overeenkomst van werkzaamheden, zoals afspraken over werktijden, het kwaliteitsniveau etc., in de praktijk dezelfde uitingsvormen kan hebben als gezagsuitoefening? Zo ja, hoe maakt de Belastingdienst bij de toetsing van het gezagscriterium onderscheid tussen materieel gezag en aanwijzingsbevoegdheid?

Vraag 7

Welke gezagselementen spelen bij een overeenkomst van werkzaamheden volgens u een rol die niet kunnen worden gezien als aanwijzingsbevoegdheid?

Vraag 8

Hoe vindt deze toetsing van gezag specifiek plaats bij verlening van zorg in natura?

Vraag 9

Is de constatering van zorg in natura voor de Belastingdienst voldoende om tot loon te concluderen? Is de Belastingdienst van mening dat zzp’ers vanwege de regels in de zorg en de verplichting om verantwoording af te leggen aan instellingen of instanties niet zelfstandig werkzaam kunnen zijn?

Vraag 10

Wat vindt u in dit verband van de overweging van Advocaat-Generaal Hilten in haar conclusie van 17 juni 20132 «Anderzijds moet bedacht worden dat een verpleegkundige, hoezeer ook BIG-geregistreerd en medische handelingen verrichtend, nimmer de kapitein in de operatiekamer – of elders in het ziekenhuis – zal zijn. Dat is nu eenmaal eigen aan het zijn van verpleegkundige. Het vereisen van volledige autonomie bij de werkzaamheden zou met zich meebrengen dat een verpleegkundige die zelfstandig is in de zin van art. 7, lid 1, van de Wet en die werkzaamheden in een ziekenhuis verricht, nimmer een vrijstelling deelachtig kan worden»?

Vraag 11

Klopt het dat op de website van de Belastingdienst vermeld stond dat zorg in natura alleen kan worden verricht in dienstbetrekking en dat om die reden een VAR-loon wordt afgegeven?3

Vraag 12

Is omtrent de mogelijkheid van ondernemerschap bij zorg in natura en de mogelijkheid om een VAR-wuo sprake van een beleidswijziging? En zo ja, waarom?

Vraag 13

Wat is voor de Belastingdienst het wezenlijke verschil tussen een zzp’er die rechtstreeks contracteert met het zorgkantoor (pilot) en een zzp’er die dezelfde zorg verleent door tussenkomst van een toegelaten instelling?

Vraag 14

Is de toets die de Belastingdienst uitvoert als het gaat om het gezagscriterium en de bijbehorende instructiebevoegdheid gelijk voor alle beroepsgroepen en branches of wordt er mede gekeken naar wat er binnen de branche gebruikelijk is?

Vraag 15

Deelt u de mening dat het in bepaalde branches, zoals zorg in natura of het basisonderwijs, onmogelijk dan wel moeilijk is om te voldoen aan het gezagscriterium? Zo ja, waarom?

Vraag 16

In hoeverre en op welke wijze verschilt volgens u de verhouding tussen een projectontwikkelaar, een hoofdaannemer en een onderaannemer in essentie van de verhouding tussen een zorgkantoor, een thuiszorginstelling en een zorgverlener?

Vraag 17

Klopt het dat medisch specialisten (al dan niet in een specialistenmaatschap) vaker als ondernemer in fiscale zin beschouwd worden dan zorgverleners die zorg in natura verlenen? Zo ja, wat is hiervan de reden?

Vraag 18

Herkent u het beeld dat veel zorgverleners stoppen met hun werkzaamheden in de zorg omdat hun VAR-wuo naar eigen zeggen onterecht wordt afgewezen en zij niet bereid zijn of niet de financiële middelen hebben om een langdurige bezwaar- en beroepsprocedure te starten?

Vraag 19

Deelt u de mening dat het stoppen van zelfstandige zorgverleners een zorgelijke ontwikkeling is en dat zzp’ers vanwege hun flexibele inzet van groot belang zijn voor de zorgverlening in Nederland?

Vraag 20

Klopt het dat het op grote schaal afwijzen van VAR-wuo-aanvragen van zorgverleners en het intrekken van VAR-wuo-verklaringen te maken heeft met de afspraak uit het Regeerakkoord om schijnconstructies aan te pakken?

Vraag 21

Kunt u nader uitleggen op welke wijze het aanpakken van de in het Regeerakkoord bedoelde schijnconstructies € 100 miljoen oplevert?

Vraag 22

Kunt u aangeven wat door de Belastingdienst als een schijnconstructie wordt gezien en kunt u daarbij specifiek ingaan op de beroepsgroepen zorg, waaronder zorg in natura, en onderwijs?

Vraag 23

Speelt het hebben van een BIG-registratie bij het beoordelen van een situatie op schijnzelfstandigheid een rol?

Vraag 24

Klopt het dat de volgende situaties als schijnzelfstandigheid worden aangemerkt?

  • Werknemers die voorheen in dienst waren bij de werkgever, nemen (al dan niet gedwongen) ontslag en komen terug als zzp’er.

  • Buitenlandse werknemers die zich inschrijven als zelfstandige om de tewerkstellingsvergunning uit de Wet Arbeid Vreemdelingen te omzeilen.

Vraag 25

Zijn er naast deze twee categorieën nog meer situaties die door de Belastingdienst als schijnzelfstandigheid worden aangemerkt?

Vraag 26

Acht u het een aanvaardbaar gevolg dat wegens de politieke keuze tot aangescherpte controle een gehele beroepsgroep van zelfstandigen in de zorg per direct en zonder dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden zonder werk zit, aangezien een zelfstandige zonder VAR-wuo geen klanten meer kan krijgen?

Vraag 27

Klopt het dat een eenmaal afgegeven VAR op basis van het vertrouwensbeginsel alleen kan worden ingetrokken als sprake is van gewijzigde feiten en omstandigheden?

Vraag 28

Klopt het dat de bewijslast voor het aantonen van gewijzigde feiten en omstandigheden bij de Belastingdienst ligt? Zo ja, op welke wijze geeft de Belastingdienst invulling aan de op haar rustende bewijslast en hoe wordt per individuele zzp’er vastgesteld dat de feiten en omstandigheden zijn gewijzigd ten opzichte van het moment waarop de VAR is afgegeven?

Vraag 29

Wat raadt u een zzp’er aan wiens VAR-wuo is ingetrokken en die daardoor acuut geen klanten meer heeft?

Vraag 30

Op welke termijn kan de zzp’er wiens VAR-wuo is ingetrokken helderheid krijgen van de Belastingdienst indien het duidelijk is dat er wel een VAR-wuo afgegeven zou moeten zijn?

Vraag 31

Worden er ook VAR-wuo-verklaringen ingetrokken van zzp’ers die rechtstreeks werken voor particuliere klanten en die daarnaast staan ingeschreven bij een bemiddelingsbureau?

Vraag 32

Klopt het dat de Belastingdienst deze zorgverleners via de website opdraagt een nieuwe VAR-wuo aan te vragen?4

Vraag 33

Acht u het zorgvuldig van de Belastingdienst dat de VAR-wuo van deze groep zorgverleners onterecht wordt ingetrokken, waarna zij zelf een nieuwe VAR-wuo moeten aanvragen?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Agema en Tony van Dijck, ingezonden 27 februari 2014 (vraagnummer 2014Z03672)

Naar boven