Vragen van de leden Dik-Faber en Segers (beiden ChristenUnie) aan de Ministers van Economische Zaken en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de negatieve verevening voor gemeenten waar windmolens worden gebouwd (ingezonden 20 december 2013).

Vraag 1

Bent u op de hoogte van de situatie dat gemeenten met negatieve verevening te maken krijgen, wanneer windmolens binnen de gemeentegrenzen worden gebouwd en de OZB-inkomsten stijgen? Bent u op de hoogte van de situatie dat gemeenten slechts 30% van de meeropbrengsten van windenergie in het Gemeentefonds terugzien?1

Vraag 2

Deelt u de mening dat voor het behalen van de doelstelling van 6.000 MW aan windenergie draagvlak onder bewoners en bedrijven essentieel is? Deelt u de mening dat omwonenden moeten kunnen meeprofiteren van nieuwe windparken, bijvoorbeeld via investeringsfondsen voor schadeloosstelling, compenserende maatregelen, maatschappelijke projecten en herinrichtingsprojecten?

Vraag 3

Vindt u het wenselijk dat de negatieve verevening in het geval van extra windmolens er voor zorgt dat een groot deel van de baten van een windpark niet bij de regio terechtkomen, maar worden herverdeeld over gemeenten in heel Nederland? Deelt u de mening dat een dergelijke herverdeling ten koste gaat van investeringen in streekfondsen en compenserende maatregelen?

Vraag 4

Deelt u de mening dat een dergelijke maatregel juist funest is voor het draagvlak van windprojecten onder gemeenten en omwonenden? Zo ja, bent u bereid in het dossier «windenergie op land» de negatieve verevening van toenemende OZB-opbrengsten te herzien?


X Noot
1

OZB: onroerende zaakbelasting

Naar boven