Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over steeds grotere klassen (ingezonden 7 oktober 2013).

Vraag 1

Wat is uw oordeel over het onderzoek van AOb en ITS waaruit blijkt dat klassen met meer dan 28 leerlingen steeds normaler worden?1

Vraag 2

Deelt u de mening dat de conclusies zeer zorgwekkend zijn, bijvoorbeeld dat minstens driekwart van de leraren aangeeft dat de klassen groter zijn geworden en dat op grotere scholen 1 op de 6 klassen minstens 30 leerlingen heeft?

Vraag 3

Houdt u nog steeds vast aan uw opmerking dat u zich niet herkent «in het beeld van steeds groter wordende klassen»? Zo ja, waarom negeert u de kloof tussen papier en werkelijkheid?2

Vraag 4

Wanneer stopt u met zeggen dat de «gemiddelde» groepsgrootte op orde is, zodat andere cijfers worden verhuld, bijvoorbeeld dat op scholen met meer dan 200 leerlingen 40 procent van de klassen meer dan 28 leerlingen heeft?

Vraag 5

Erkent u dat u twee cijfers door elkaar haalt als u zegt dat «1% van de scholen een gemiddelde groepsgrootte heeft van boven de 28 leerlingen», terwijl in werkelijkheid voor 1% van de scholen geldt dat alle klassen groter zijn dan 28 leerlingen? 3

Vraag 6

Blijft u zeggen dat klassengrootte minder relevant is dan goede leraren, terwijl u tegelijkertijd inzet op maatwerk, differentiatie en excellentie? Begrijpt u dat het voor goede leraren steeds moeilijker wordt om maatwerk te bieden als klassen groter worden?

Vraag 7

Begrijpt u dat leraren moeite hebben met grote klassen in combinatie met het passend onderwijs, waarbij steeds meer zorgleerlingen op reguliere scholen komen? Deelt u de mening dat «passend onderwijs» kan verworden tot knellend onderwijs?4

Vraag 8

Hoe oordeelt u over het onderzoek uit Zweden, waaruit blijkt dat klassenverkleining loont?5

5)

Vraag 9

Waarom is destijds het maximum aantal leerlingen per klas afgeschaft (25 voor de onderbouw en 30 voor de bovenbouw)? Bent u bereid een dergelijke maatregel opnieuw in te voeren?

Vraag 10

Waarom gelden er wel strenge normen voor de groepsgrootte in de kinderopvang, maar niet in het (basis) onderwijs? Zijn de veiligheidsnormen voor kinderen in groep 1–8 niet meer van belang?

Vraag 11

Erkent u dat u geen werk wil maken van klassenverkleining, omdat u dat simpelweg te duur vindt? Is dat niet eerlijker dan hameren op de «gemiddelde groepsgrootte» of door te stellen dat klassenverkleining weinig effect zou hebben?

Vraag 12

Beseft u dat grotere klassen werken in het onderwijs minder aantrekkelijk maakt? Bent u bereid aan de slag te gaan met een stappenplan, op weg naar kleinere klassen?


X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2013–2014, nr. 15

X Noot
3

NRC Handelsblad, 9 september 2013

X Noot
4

RTL Nieuws, 3 oktober 2013

X Noot
5

http://www.aob.nl/doc/GroepXX.pdf (pagina 5 vh onderzoek)

Naar boven