Vragen van het lid Verhoeven (D66) aan de Ministers van Infrastructuur en Milieu, voor Wonen en Rijksdienst en van Veiligheid en Justitie over het bericht dat de brandweer zorgen heeft over de borging van brandveiligheid in het omgevingsrecht (ingezonden 17 september 2013).

Vraag 1

Kent u het artikel «Zorgen brandweer over Omgevingswet»?1

Vraag 2

Bent u van mening dat de voorgenomen stelselwijziging(en) in het omgevingsrecht de brandweerzorg, en daarmee ook de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de colleges van burgemeester en wethouders, raken?

Vraag 3

Hoe verhoudt artikel 3 van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) – waarin het voorkomen en beperken van brand als onderdeel van de brandweerzorg staat geduid en bovendien een expliciete taak van het College van Burgemeester en Wethouders (B&W) is overeenkomstig artikel 2 – zich tot het uitvoeren van de technische Bouwbesluittoets door private partijen? Welke maatregelen kan het College van B&W dan nog treffen op het gebied van voorkomen en beperken van brand? Kan het College bijvoorbeeld nadere eisen stellen op het moment dat blijkt dat een gebouw dat door toepassing van private kwaliteitsborging wordt opgeleverd, onvoldoende brandveilig is?

Vraag 4

Bent u van plan om de brandweer / veiligheidsregio als wettelijk adviseur in de Omgevingswet op te nemen aangezien veiligheid in het ruimtelijke planproces een expliciete afweging behoeft? Zo nee, waarom niet? Op welke manier wordt dan een zorgvuldige afweging gewaarborgd?

Vraag 5

Bent u van mening dat een brandweerorganisatie die in het vergunning- en bouwproces geen adviesrol meer heeft en niet op de hoogte is van eventuele risico’s voor het brandweerpersoneel, haar werk bij noodzakelijk repressief optreden op kwalitatief voldoende wijze kan waarmaken? Waarop baseert u uw mening? Hoe ziet u dit in het licht van het veilig optreden door brandweerpersoneel?

Vraag 6

Acht u het bestuur van een veiligheidsregio in staat haar verantwoordelijkheid omtrent de brandweerzorg en de veiligheid van brandweerpersoneel te nemen als er geen zicht is op de totale brandveiligheid in een gebouw (dat wil zeggen de bouwkundige en installatietechnische voorzieningen, maar ook de interne organisatie in geval van een incident en het feitelijk gebruik van het gebouw)?

Vraag 7

Op welke wijze betrekt u Brandweer Nederland bij de ontwikkeling van de Omgevingswet en de totstandkoming van het wetsvoorstel dat private kwaliteitsborging in de bouw mogelijk maakt? Wat is uw afweging bij hun adviezen tot nu toe geweest?

Vraag 8

Bent u van mening dat brandveiligheid bij complexe bouwinitiatieven integraal (zowel vanuit het oogpunt van preventie, als vanuit de (on)mogelijkheden voor het brandweeroptreden tijdens een calamiteit, maar ook rekening houdend met het gebruik van het gebouw) beoordeeld moet worden?

Vraag 9

Bent u van plan de adviesrol van de brandweer bij complexe bouwinitiatieven te borgen in het toekomstig wetsvoorstel omtrent private kwaliteitsborging in de bouw? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?

Vraag 10

In hoeverre acht u private partijen in staat om – bij situaties waar op grond van artikel 1.3 van het Bouwbesluit gelijkwaardigheid moet worden aangetoond – organisatorische maatregelen gericht op het toekomstige gebruik zoals bedrijfshulpverlening mee te wegen?


X Noot
1

Binnenlands Bestuur d.d. 13 september 2013

Naar boven