Vragen van het lid Dijkgraaf (SGP) aan de staatssecretaris van Economische Zaken over de verwachte opslibbing van een ontpolderde Hedwigepolder (ingezonden 4 september 2013).

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van de in het concept-Rijksinpassingsplan voor de Hedwigepolder opgenomen constateringen dat de Hedwigepolder na ontpoldering snel zal opslibben en dat op termijn hoge schorren zullen ontstaan?

Vraag 2

Is de veronderstelling juist dat door de snelle opslibbing op afzienbare termijn hoge schorren de plaats in zullen nemen van het gewenste laag dynamische intergetijdengebied?

Vraag 3

Welke consequenties heeft het opslibben voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen?

Vraag 4

Betekent snelle opslibbing dat op afzienbare termijn opnieuw ingegrepen zal moeten worden om het gewenste laag dynamische intergetijdengebied te behouden of dat op andere locaties nieuw laag dynamisch intergetijdengebied gerealiseerd moet worden?

Vraag 5

Hoe waardeert u de negatieve consequenties van snelle opslibbing voor het behoud van het gewenste laag dynamische intergetijdengebied, in het licht van de stevige financiële opgave van en de maatschappelijke weerstand tegen de ontpoldering van de Hedwigepolder?

Vraag 6

Kunt u inzicht geven in de wijze waarop Vlaanderen nu bij gaat dragen aan de financiering van de grondverwerving ten behoeve van de ontpoldering en de andere noodzakelijke investeringen, inclusief de bijbehorende kostenverhogingen als gevolg van de opgelopen vertraging?

Vraag 7

Bent u bereid deze vragen voor het algemeen overleg «Natura 2000 inclusief Westerschelde» op 19 september a.s. te beantwoorden?

Naar boven