Vragen van het lid Dijkgraaf (SGP) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de kinderopvangtoeslag (ingezonden 16 juli 2013).

Vraag 1

Kunt u toelichten waarom u voor het recht op kinderopvangtoeslag meent te kunnen volstaan met de koppeling aan het aantal uren van de minst werkende partner, terwijl de wet aanvullend op een dergelijk uitgangspunt en onafhankelijk van praktische overwegingen in ieder geval vereist dat kinderopvangtoeslag bedoeld moet zijn voor kinderopvang en niet voor peuterspeelzaalwerk?1 Kunt u in dit verband ingaan op de rechtsoverwegingen 6 tot en met 8 in de uitspraak van de rechtbank Middelburg, die door de koppeling van toeslag aan het gewerkte aantal uren niet aan relevantie hebben ingeboet omdat het inhoudelijke verschil tussen kinderopvang en peuterspeelzaalwerk hierin doorslaggevend is?2

Vraag 2

Wat is uw reactie op de stelling van de rechtbank Middelburg dat het feit dat opvang van peuters plaatsvindt in een geregistreerd kinderdagverblijf geen garantie betekent dat sprake is van kinderopvang? Deelt u de constatering dat opvang van 2 tot 2,5 uur gedurende twee dagdelen in de week een belangrijke indicatie is dat geen sprake is van kinderopvang en dat deswege op grond van de inhoudelijke criteria in de wet geen recht kan bestaan op kinderopvangtoeslag?

Vraag 3

Wat is, in het licht van uw stelling dat peuterspeelzaalwerk en kinderopvang alleen plaatsvinden in geregistreerde peuterspeelzalen respectievelijk kinderdagverblijven, uw oordeel over de handelwijze van gemeenten die ouders, die gebruik maakten van de peuterspeelzaal, verplichten hetzelfde peuterspeelzaalwerk met het oog op de beschikbaarheid van kinderopvangtoeslag voort te zetten in een kinderdagverblijf? Hoe is de rechtsgelijkheid van ouders gewaarborgd wanneer tweeverdieners die gebruik willen maken van peuterspeelzaalwerk door de gemeenten naar een geregistreerd kinderdagverblijf worden verwezen, terwijl eenverdieners voor hetzelfde peuterspeelzaalwerk op de geregistreerde peuterspeelzaal zijn aangewezen?

Vraag 4

Hoe wordt recht gedaan aan het specifieke karakter van de peuterspeelzaal wanneer gemeenten met het oog op de beschikbaarheid van kinderopvangtoeslag besluiten het peuterspeelzaalwerk in een kinderdagverblijf onder te brengen? Onderkent u dat door de beperktere mogelijkheden om te volstaan met de inzet van vrijwilligers – die het gevolg zijn van de overgang van peuterspeelzaalwerk naar het kinderdagverblijf – het functioneren en de maatschappelijke verworteling van de peuterspeelzaal onder druk kunnen komen te staan?


X Noot
1

Antwoord op eerdere vragen, zaaknummer (Kamervragen van het lid Dijkgraaf, 10 juli 2013).

X Noot
2

Rechtbank Middelburg, 26 april 2012, LJN BY0806.

Naar boven