Vragen van het lid Omtzigt (CDA) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Buitenlandse Zaken over het arrest van het Europees Hof van Justitie in zaak C-398/11 (ingezonden 2 mei 2013).

Vraag 1

Heeft u kennis genomen van het arrest van het Europees Hof van Justitie in de zaak C-398/11, waarin het Hof in Luxemburg oordeelt dat op basis van richtlijn 2008/94, de (Ierse) staat aansprakelijk gesteld kan worden als bij een faillissement van een onderneming de deelnemers van de pensioenregeling de helft of meer van hun pensioenrechten verliezen?

Vraag 2

In welke gevallen kan als gevolg van het arrest C-398/11 de Nederlandse staat aansprakelijk worden gesteld voor verliezen bij pensioenfondsen en pensioenregelingen en in het geval van kortingen op pensioenen?

Vraag 3

Als in de toekomst toezicht Europees geregeld gaat worden, kan er dan ook Europese aansprakelijkheid of een Europees garantiestelsel voor pensioenen ontstaan, waardoor alle Europeanen aangeslagen kunnen worden voor grote verliezen bij een fonds of pensioenregeling in een individuele lidstaat?

Vraag 4

Heeft de regering voorzien dat de door het Europese Hof gegeven uitleg de implicatie van richtlijn 2008/94 kon zijn en hoe heeft de regering zich bij de stemming in de Europese Raad opgesteld in 2008?

Vraag 5

Wat heeft Nederland ingebracht als partij bij de rechtszaak bij het Hof?

Vraag 6

Kunt u alle gevolgen schetsen die het arrest van het Europees Hof van Justitie in zaak

C-398/11 heeft voor de Nederlandse wetgeving en voor de Nederlandse staat?

Naar boven