Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken over de weigering van de minister van Infrastructuur en Milieu om de bouwvergunning te vernietigen die de gemeente Landerd heeft afgegeven voor de bouw van een grote geitenstal (ingezonden 2 april 2013).

Vraag 1

Heeft u begrip voor de lokale gevoeligheden betreffende het plaatsen van een geitenstal in een gebied waar veel mensen getroffen zijn door Q-koorts, en dat tevens momenteel niet alle geitenhouders hun geiten hebben ingeënt?1

Vraag 2

Gezien uw weigering om de bouwvergunning te vernietigen, bent u van mening dat de beslissing tot een bouwstop en uitbreidingsstop voor geitenstallen indertijd terecht was? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3

Bent u van mening dat het handhaven van de bouw- en uitbreidingsstop door de provincie Brabant terecht is? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4

Bent u van mening dat de bouw- en uitbreidingsstop indertijd niet van toepassing diende te zijn op gevallen waarin de vergunning reeds was vergeven, maar de stalbouw nog niet was afgerond? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Bent u van mening dat ten tijde van een Q-koortsepidemie de volksgezondheidsrisico’s van een nieuw te bouwen geitenhouderij waarvan de vergunning reeds is afgegeven, kleiner zijn dan de volksgezondheidsrisico’s van een nieuw te bouwen geitenhouderij waarvan nog geen vergunning is afgegeven? Kunt u dit toelichten?

Vraag 6

Bent u van mening dat de uitbreiding van de geitenhouderij in 2010 bij de vergunningverlening plaats had mogen vinden?

Vraag 7

Wat is de juridische onderbouwing die u hanteert voor de weigering om de bouwvergunning die de gemeente Landerd heeft afgegeven voor de bouw van een grote geitenstal te vernietigen? Hoe ziet u de rol van uw discretionaire bevoegdheid in deze?

Vraag 9

Waarom verwijst u als onderbouwing voor uw weigering naar het advies van de Gezondheidsraad, terwijl het kabinet noggeen standpunt heeft ingenomen over dat advies van de Gezondheidsraad?

Vraag 10

Waarom bent u van oordeel dat de uitbreiding van de geitenhouderij niet in strijd is met het algemeen belang? Welke rol speel het economische belang en welke rol speelt het volksgezondheidsbelang in deze afweging?

Vraag 11

Bent u zich ervan bewust dat Provinciale Staten van Noord-Brabant op 22 maart jongstleden de bouwstop voor geiten- en schapenhouderijen met een jaar hebben verlengd, terwijl er een instrument wordt ontwikkeld om alleen nog stallen te kunnen toestaan die geen gezondheidsrisico’s voor mensen inhouden?

Vraag 12

Waarom beloont u het bewust negeren van de toenmalige provinciale bouwstop voor geitenstallen door de gemeente Landerd, terwijl de gemeente wel degelijk meerdere malen door de provincie is gewezen op die bouwstop en op de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen die de volksgezondheid beschermen?

Vraag 13

Erkent de staatssecretaris dat ook zij de juridische mogelijkheid had om anders te handelen, namelijk om de bouwstop van Brabant niet te overrulen en de bouwvergunning van de geitenhouderij in Landerd wel te vernietigen? Kunt u een juridische onderbouwing geven van de mogelijkheden en onmogelijkheden in zijn algemeenheid en een uitleg waarom u binnen de juridische mogelijkheden gekozen heeft voor deze insteek? Was dit volgens u een puur juridische keus, of was er sprake van een inhoudelijke afweging? Zo ja, welke afweging en welke belangen speelden hier?

Vraag 14

Onderschrijft u de conclusies van de recent gehouden raadsenquête van Landerd? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?

Vraag 15

Onderschrijft u de conclusies van de evaluatiecommissie Q-koorts (Van Dijk) volledig? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?

Vraag 16

Bent u zich ervan bewust dat nog steeds niet alle geitenhouders in Brabant hun dieren hebben ingeënt en dat sommige geitenhouders veel te laat hebben gevaccineerd?

Vraag 17

Wat is uw mening over het gedrag van geitenhouders die hun dieren niet inenten?

Vraag 18

Hoeveel nieuwe Q-koortsgevallen zijn er in het afgelopen jaar gemeld? Hoeveel mensen zullen naar schatting nog voortijdig overlijden aan de gevolgen van Q-koorts? Welke gegevens zijn er over de aanwezigheid van Q-koortsbacteriën in de omgeving? Hoe schat u de besmettingsrisico’s op Q-koortsrisico’s momenteel in?

Vraag 19

Bent u zich ervan bewust dat de sector van de geitenhouderij de dieren in halfopen stallen houdt, waardoor zoönotische bacteriën zich makkelijk kunnen verspreiden?

Vraag 20

Heeft u in uw besluitvorming meegewogen dat de uitbreiding van de geitenhouderij een wisseling van opfokgeiten naar melkgeiten betekent en dat melkgeiten een veel hoger volksgezondheidsrisico vormen dan opfokgeiten? Zo ja, hoe heeft u dit aantoonbaar bij de besluitvorming een rol laten spelen?

Vraag 21

Welke mogelijkheden zijn er nog om de komst van de geitenhouderij tegen te houden?

Vraag 22

Bent u bereid uw beslissing terug te draaien of anderszins te verhinderen dat de uitbreiding van de geitenhouderij plaatsvindt?

Vraag 23

Wilt u deze vragen binnen één week beantwoorden?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Van Dekken (PvdA), ingezonden 28 maart 2013 (vraagnummer 2013Z06245), Thieme (PvdD), ingezonden 29 maart 2013 (vraagnummer 2013Z06366)

Naar boven