Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat palliatieve zorg vaak te laat wordt ingezet bij chronische aandoeningen (ingezonden 27 februari 2013).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Palliatieve zorg vaak te laat ingezet bij chronische aandoeningen»?1

Vraag 2

Wat vindt u van de resultaten van het genoemde onderzoek, waaruit blijkt dat huisartsen zich vaak geleidelijk – en pas relatief kort voor het overlijden – bewust zijn van de behoefte aan palliatieve zorg bij patiënten met een andere ziekte dan kanker, bijvoorbeeld patiënten met COPD of kwetsbare ouderen?

Vraag 3

Hoe verhoudt de uitkomst van dit onderzoek zich met uw inzet om de motie-Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 29 509 nr. 40) uit te voeren, waarin de regering opgeroepen wordt zich actief in te zetten voor de verbreding van palliatieve zorg naar meerdere ziektebeelden? Op welke manieren heeft u zich actief ingezet voor dit doel en wat waren daarvan de resultaten? Vindt u dat u daarbij voldoende resultaat heeft geboekt?

Vraag 4

Hoe reageert u op de aanbeveling dat huisartsen al in een vroeg stadium het initiatief moeten nemen om het gesprek aan te gaan met een patiënt en zijn naasten over hun palliatieve zorgbehoeften in de laatste levensfase?

Vraag 5

Welke beleidsmatige sturingsmogelijkheden ziet u in reactie op de uitkomst van het onderzoek dat er relatief slecht wordt gescoord op de kwaliteitsindicatoren voor nazorg aan nabestaanden?

Vraag 6

Op welke manier wilt u de uitkomsten van dit onderzoek gebruiken voor uw beleid om de palliatieve zorg in Nederland naar een hoger niveau te tillen?

Naar boven