Vragen van het lid Nijboer (PvdA) aan de minister van Financiën over de vergoeding van schade bij fraude bij internetbankieren (ingezonden 4 december 2012).

Vraag 1

Deelt u de mening dat de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van internetbankieren primair bij de banken ligt en dat de consument alleen in geval van opzet, grove schuld of ernstige nalatigheid aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade door fraude met internetbankieren?

Vraag 2

Herinnert u zich uw antwoord op eerdere vragen1 «Alleen als de consument zelf frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of met grove nalatigheid de voorwaarden die zijn bank heeft gesteld aan het gebruik van internetbankieren heeft geschonden, is hij aansprakelijk voor de volledige schade.»? Momenteel is voor consumenten onduidelijk wanneer dat het geval is, deelt u de mening dat onduidelijkheid in deze onwenselijk is?

Vraag 3

Herinnert u zich uw beantwoording van vraag 5 van genoemde vragen waarin u aangeeft dat het van belang is dat er transparantie en helderheid bestaat over de rechtspositie van consumenten? In de uitzendingen van het VARA-programma Kassa van 15 september 2012, 13 oktober 2012 en 10 november 2012 is een aantal voorbeelden gegeven waarin er geen duidelijkheid is en soms zelfs sprake lijkt van willekeur, deelt u de mening dat deze situatie ongewenst is?

Vraag 4

In de beantwoording van genoemde vragen en uit de voorbeelden genoemd in vraag 3 blijkt dat het kan voorkomen dat banken dezelfde gevallen verschillend behandelen, wat vindt u daarvan? Deelt u de mening dat dit met het oog op de rechtszekerheid en het vertrouwen in het online betalingsverkeer ongewenst is als vergoedingsstandaarden per bank verschillen of afhankelijk zijn van coulance?

Vraag 5

De Consumentenbond noemt een aantal voorbeelden van mogelijke nalatig gedrag2, wilt u bij elk van de voorbeelden aangeven of u van mening bent dat dit grove nalatigheid betreft?

Vraag 6

Deelt u de mening dat banken uniforme standaarden moeten hanteren voor het vergoeden van schade door fraude bij internetbankieren? Bent u bereid met de sector in gesprek te gaan om tot uniforme standaarden te komen en de Tweede Kamer over de uitkomsten van dat overleg te informeren?

Vraag 7

Bij wie ligt op dit moment de bewijslast voor fraude bij online bankieren? Deelt u de mening dat de bewijslast bij banken moet liggen en dat consumenten niet via bezwaarprocedures, het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) en eventueel de rechter hun gelijk moeten halen? Is dat naar uw oordeel momenteel het geval?

Vraag 8

In de Verenigde Staten kent men wetgeving voor creditcardbetalingen, klopt het dat de (online) fraude daar door de grote aansprakelijkheid voor bancaire instellingen en daardoor veiligere systemen (nog) lager ligt dan bij online betalingen met een betaalpas?

Vraag 9

Bent u ermee bekend dat banken volgens de Amerikaanse wet binnen vier dagen onterecht afgeschreven middelen moeten terugstorten op de rekening, en het aan hen is om te bewijzen dat er sprake is van ernstige nalatigheid, grove schuld of opzet? Zou u willen ingaan op de voor- en nadelen van de introductie van dat beginsel in Nederland? Als niet tot overeenstemming met de sector wordt gekomen omtrent eenduidige beleidslijnen in geval van fraude, bent u dan bereid wetswijzigingen langs deze lijn te overwegen?

Naar boven