Vragen van de leden Van Dam en Timmermans (beiden PvdA) aan de ministers voor Immigratie, Integratie en Asiel en van Buitenlandse Zaken over de onmogelijkheid van het aanvragen van een visum kort verblijf vanuit de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in Nigeria (ingezonden 9 oktober 2012).

Vraag 1

Herinnert u zich de eerdere vragen van 28 juli jl. over het aanvragen van een Nederlands visum vanuit een andere ambassade of vertegenwoordiging dan de Nederlandse?1

Vraag 2

Is het waar dat mensen die vanuit Nigeria een visum voor kort verblijf in Nederland willen aanvragen, dat sinds 1 april jl. moeten doen via de Franse vertegenwoordiging in Nigeria, zoals is vermeld op de website van de Nederlandse ambassade van Nigeria?2 Wat is hiervan de reden?

Vraag 3

Wat is de grondslag van deze afspraak tussen Nederland en Frankrijk? Is deze afspraak schriftelijk vastgelegd? Klopt het dat deze slechts in de Franse taal is vastgelegd en niet in het Nederlands is opgemaakt? Wat is hiervan de reden? Bent u bereid deze afspraak in het Nederlands openbaar te maken?

Vraag 4

Waarom acht u het noodzakelijk dat Frankrijk deze aanvragen afhandelt voor mensen die naar Nederland willen reizen, terwijl Nederland zelf twee diplomatieke vertegenwoordigingen in Nigeria heeft? Hoe verhoudt zich dat tot uw antwoord op de eerdere vragen, dat Schengenlanden elkaar kunnen vertegenwoordigen in de behandeling van visa-aanvragen, indien Nederland ter plaatse zelf geen diplomatieke vertegenwoordiging heeft?

Vraag 5

Is het waar dat, indien de visumaanvraag wordt afgewezen, de aanvrager (die naar Nederland wil reizen) daartegen moet procederen in Frankrijk, in de Franse taal en in het Franse recht? Deelt u de mening dat dit zeer merkwaardig is en van deze aanvragers niet mag worden gevraagd? Deelt u de mening dat dit, naast een praktische en bureaucratische belemmering, een enorme juridische belemmering vormt om tegen een afwijzing te procederen en toegang te krijgen tot een rechtsmiddel? Hoe verhoudt zich dit tot artikel 6 van het EVRM, dat bepaalt dat mensen recht hebben op een eerlijk proces?

Vraag 6

Bent u bereid aan deze praktijken per direct een einde te maken?

Vraag 7

Klopt het dat, indien een aanvrager van een visum zich wendt tot de Nederlandse ambassade in Nigeria of tot het ministerie van Buitenlandse Zaken voor het indienen van bezwaar, hij te horen krijgt dat Nederland «niet bevoegd» is om te beslissen op de visumaanvragen en dat die bevoegdheid bij Frankrijk rust? Is het houdbaar dat Nederland zichzelf niet bevoegd acht om over Nederlandse visumaanvragen te beslissen? Worden de bezwaarschriften van deze aanvragers in het kader van de doorzendplicht, doorgestuurd naar de Franse autoriteiten? Zo nee, waarom niet?

Vraag 8

Hoe verhoudt uw antwoord op eerdere vragen dat ,na een afgewezen aanvraag, er een nieuwe, beter onderbouwde aanvraag kan worden gedaan, zich tot het gegeven, dat Nederlandse advocaten van de Franse autoriteiten geen toegang krijgen tot het onderliggende dossier en dus geen enkel inzicht hebben in wat de precieze reden van de afwijzing is geweest?

Vraag 9

Snapt u de suggestie dat deze werkwijze en praktijken er feitelijk toe leiden dat mensen vanuit Nigeria niet meer voor kort verblijf naar Nederland kunnen komen of daarbij op z’n minst een enorme hindernis moeten nemen? Acht u dit aanvaardbaar? Kunt u dit weerleggen?

Vraag 10

Kunt u een totaaloverzicht geven van de landen waarin Nederland niet zelf de eigen visumaanvragen behandelt, hoe het alternatief is geregeld en wat de redenen ervoor zijn?

Vraag 11

Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 3068

Naar boven