Vragen van het lid Ormel (CDA) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over suggestieve uitspraken van de directeur GGD Nederland over risico’s van overdracht van dierziekten naar mensen (ingezonden 29 maart 2012).

Vraag 1

Wat is uw reactie op de suggestieve uitspraken van de directeur GGD Nederland, naar aanleiding van een onderzoek naar het voorkomen van antistoffen tegen Schmallenbergvirus bij dierenartsen, dat de GGD zich zorgen maakt en wacht op een virus dat wel overdraagbaar is?1

Vraag 2

Vindt u ook dat er een contradictie in deze uitspraak zit, omdat onderzoek wordt gedaan naar een vermoedelijk zoönotisch effect van het Schmallenbergvirus, en de directeur aangeeft dat hij niet verwacht dat dit virus overslaat op mensen, maar zich toch zorgen maakt?

Vraag 3

Weet u of het de directeur bekend is dat rhinopneumonie bij paarden geen zoönose is? Zo ja, waarom noemt hij dit virus dan in een rij van ziekten waarover hij zich zorgen maakt?

Vraag 4

Weet u voorts of het de directeur bekend is dat ziekten al van dieren naar mensen overgaan zolang de mensheid in contact staat met het dier? Zo ja, waarom zegt hij dan dat het wachten is op een virus dat wel overdraagbaar is op mensen?

Vraag 5

Op welke wijze en door wie worden de uitslagen van het onderzoek naar het voorkomen van antistoffen tegen het Schmallenbergvirus bij mensen gecommuniceerd?

Vraag 6

Op welke wijze gaat u zich inspannen om berichtgeving rond ziekte-uitbraken bij dieren transparant en met kennis van zaken te laten plaatsvinden, en niet te laten ontaarden in bangmakerij en stellingname tegen de agrarische sector?


X Noot
1

Telegraaf, 28 maart 2012.

Naar boven