Vragen van het lid El Fassed (GroenLinks) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over online privacy (ingezonden 23 maart 2012).

Vraag 1

Herinnert u zich uw antwoorden op eerder vragen?1 Kunt u uitleggen op welke manier het belang van het onderzoek door verdere uitsplitsing van het totale aantal gegevensvorderingen kan worden geschaad, in bijzonder wat betreft het onderscheid naar aanbieder? Vindt u dat de publicatie door Google van het aantal gegevensvorderingen in strijd is met het belang van opsporing en vervolging?

Vraag 2

Vallen aanbieders van social media diensten, zoals Gmail, Hotmail, Twitter, Hyves en Facebook, onder het door u gebruikte begrip «internetdiensten»? Welke gegevens registreert het Urban Land Institute (ULI) in het kader van gegevensvorderingen bij social media-aanbieders op grond van artikel 126n tot en met 126ni Wetboek van Strafvordering (Sp) registreert? Zijn er daarnaast opsporings- en veiligheidsdiensten die gegevensvorderingen direct bij aanbieders van social media doen? Zo ja, kunt u aangeven welke dat zijn en per dienst aangeven welke gegevens deze diensten in het kader van gegevensvorderingen op grond van deze bepalingen registreren?

Vraag 3

Hoe vaak politie- en justitiefunctionarissen dit soort gegevens gevorderd in 2009, 2010 en 2011?

Vraag 4

Welke adequate voorzieningen zijn sinds de brief van het College van procureurs- generaal1 getroffen om de naleving van de notificatieplicht ex artikel 126bb Sv te garanderen? In hoeveel gevallen is deze notificatieplicht in 2009, 2010 en 2011 daadwerkelijk nageleefd, in het bijzonder in de gevallen waarbij social media diensten betrokken waren?


X Noot
1

Tweede Kamer 2011–2012, Aanhangsel Handelingen, nr. 1467.

X Noot
1

Brief College van Procureurs Generaal 19 december 2005.

Naar boven