Vragen van het lid Van Vliet (PVV) aan de staatssecretaris van Financiën en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het jaarlijks mislopen van 2 miljard aan belastinginkomsten (ingezonden 22 maart 2012).

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het krantenbericht «Fiscus loop jaarlijks 2 miljard aan oninbare schulden mis»?1

Vraag 2

Is het waar dat er jaarlijks een bedrag van € 4,4 miljard aan belastingen niet op tijd wordt betaald? Is het waar dat van dat bedrag van € 4,4 miljard er uiteindelijk € 2 miljard wordt afgeschreven?

Vraag 3

Bestaat het bedrag van € 4,4 miljard alleen uit belastingen of zitten daar ook de toeslagen bij? Indien die € 4,4 miljard alleen de belastingen betreft, hoe groot is het bedrag dan dat nog moet worden teruggevorderd aan toeslagen?

Vraag 4

De heffing en invordering van de premies werknemersverzekeringen loopt via de Belastingdienst, welk bedrag aan premies werknemersverzekeringen wordt er niet tijdig betaald? Hoeveel van die premies werknemersverzekeringen moet er nog van betaald worden en hoeveel wordt daar jaarlijks op afgeschreven?

Vraag 5

Kinderbijslag wordt niet via de Belastingdienst betaald, hoeveel kinderbijslag wordt er jaarlijks teveel betaald? Hoeveel van de teveel betaalde kinderbijslag moet er nog van terugbetaald worden en hoeveel wordt daar jaarlijks op afgeschreven?

Vraag 6

Is het waar dat er binnen de rijksoverheid verschillende instellingen zijn die zich bezighouden met het invorderen van achterstallige premies, belastingen en andere bijdragen? Is het mogelijk dat er dan verschillende instanties van de centrale overheid gelijktijdig bij een schuldenaar invorderen? Is het mogelijk dat er dan verschillende overheden gelijktijdig bij een schuldenaar aan de deur staan om in te vorderen? Hoe denkt u dit innings- en invorderingsproces efficiënter te maken?

Vraag 7

Worden er tussen de rijksbelastingdienst en het Centraal Justitieel Incasso Bureau gegevens uitgewisseld?

Vraag 8

Is het waar dat een speciale uitgave (in verband met de ledenvergadering van 19 april 2011) van «Verhaal», het vakblad van de AVB (Algemene Vereniging van Belastingdeurwaarders), van maart 2011 naar de dienstleiding is gezonden maar daar nooit een reactie op is gekomen? Wilt u op de onderstaande passages reageren aan de hand van onderstaande specifieke vragen:

  • 1. De al geruime tijd aanwezige tendens om momenteel medewerkers zo min mogelijk te betrekken in de besluitvorming wordt steeds sterker en komt de organisatie zeker niet ten goede. Dit resulteert bij sommige regio’s in het al geruime tijd niet voldoende kunnen aanleveren van het wel aanwezige werk naar de deurwaarder. Door foutieve keuzes is de ondersteuning van de deurwaarders veelal vervallen tot een kwalitatief niet acceptabel niveau wat tevens heeft geresulteerd in het beperkte werkaanbod. Of wordt er een kunstmatige beperkte werkvoorraad gecreëerd voor de almachtige cijfers?

  • 2. Het klinkt dan ook bijna lachwekkend voor een medewerker van de Belastingdienst, wanneer staatssecretaris Weekers weet te melden dat de ten onrechte uitbetaalde voorlopige teruggaven teruggevorderd zullen worden terwijl wij als dienst het reguliere werk nog niet eens aan kunnen!

  • 3. In sommige regio’s worden invorderaars erop gewezen dat er nog voor miljoenen oninbaar kan worden geleden. De rechtsgelijkheid, voor zover daarvan nog sprake kan zijn, komt nog steeds meer onder druk te staan.

  • 4. Daar waar geld moet worden opgebracht door de burgers via generieke maatregelen, laat de Belastingdienst miljoenen liggen door oninbaar te lijden waarbij wordt teruggegrepen naar maatregelen die de privacy en de verhoudingen van de burger en overheid onder druk zetten. Het topdown uitvoeren is niet alleen een fenomeen binnen onze dienst maar ook binnen onze maatschappij verworden tot een gebruikelijke wijze van met elkaar omgaan. Daar waar de overheid een voorbeeldfunctie heeft voor wat betreft hoe mensen met elkaar dienen om te gaan, laat zij steeds meer de verharding regeren. Wellicht is dat dan ook wat de overheid wil vanuit haar voorbeeldfunctie?

Ad 1: Blijkt hier niet uit dat de invordering per belastingregio verschilt? Is er dan nog wel sprake van een uniform landelijke invorderingsbeleid? Is het mogelijk dat dit gebeurt door een keuze op regionaal managementniveau? Is er dan geen sprake van rechtsongelijkheid?

Ad 2: Wordt hier niet gesteld dat de Belastingdienst de reguliere werkzaamheden niet aan kan, vanwege capaciteitsproblemen, en dat een verzekering van u aan de Kamer lachwekkend overkomt, met name op het punt van het capaciteitsprobleem? Wat is uw reactie hierop?.

Ad 3: Het lijkt er op dat er budgettair ruimte is gemaakt in de begrotingen voor oninbaarlijden, en het lijkt alsof dit doelstellingen geworden zijn, is dat zo? Het lijkt alsof het invorderen doorgaat tot dat de begrote post oninbaar bereikt is, is dat zo? Is dit niet een soortgelijke redenering als bij de bezwarenafhandeling: bepaald werk wordt niet gedaan omdat het te weinig oplevert, dus ondoelmatig is? In hoeverre is deze werkwijze toe te rekenen aan de aansturing door management binnen de Belastingdienst die van het primaire proces weinig kaas gegeten heeft en meer denkt in termen van prestatienormen, prestatie-indicatoren en doelstellingen?

Ad 4: Hoe plaatst u het uit doelmatigheidsoverwegingen oninbaarlijden met het beginsel «égalite devant les charges publiques» (draagkrachtbeginsel) en het gelijkheidsbeginsel?

Vraag 9

Wilt u de onderstaande specifieke vragen beantwoorden, die betrekking hebben op de in juni 2011 door de AVB en de VMHF (Vereniging van Hogere ambtenaren bij het Ministerie van Financiën) aan u geschreven brief geschreven:

  • 1. (in een brief) «is aangeven dat de geloofwaardigheid van de Belastingdienst als toezichthouder in het geding is en dat de indruk bestaat dat een particulier, of een fatsoenlijk functionerend ondernemer, eerder en vooral dwingender wordt aangesproken op openstaande schulden dan belastingschuldigen die niet onder die kwalificaties vallen».

  • 2. «is er inmiddels sprake van een zware overwaardering van den dienstverlening en het horizontaal toezicht, te opzichte van het verticale toezicht. Door de wens van de snelheid van teruggave zijn de eerste ongelukken, zoals de VT-fraude, al uitvoerig in de pers is geweest. De strakke sturing op de AWB termijnen bij bezwaar lijkt er toe te leiden dat de termijn belangrijker wordt gevonden dan een juiste uitspraak. In de invordering lijkt het effectbejag door middel van ANPR acties van groter belang dan het invorderen van de schulden. Het klassieke verticale toezicht – controle, aanslagregeling en inning- is ten opzichte van een aantal jaren geleden zowel kwalitatief als kwantitatief zwaar teruggelopen.»

  • 3. «in diverse gesprekken met de dienstleiding , aan de orde gesteld dat het op het gebied van de invordering zover is gekomen dat op grote schaal vaststaande schulden niet meer worden ingevorderd. Nota bene, als niet alle vaststaande schulden ingevorderd worden dan is het aanbrengen van correcties bij heffen en controleren ook niet langer meer zinvol.»

Ad 1: Kunt u commentaar geven op deze passage, «betalen doen de bangen, en de dapperen die worden niet aangepakt»? Is er dan geen sprake van rechtsongelijkheid?

Ad 2: Kunt u commentaar geven op deze passage?  Graag een inzicht in de ontwikkeling van het horizontale en het verticale toezicht, en de middelen (formatie) die daarvoor zijn vrijgemaakt?

Ad 3: Kunt u commentaar geven op deze passage? Kunt u inzicht geven in de mate waarin vaststaande schulden niet meer worden ingevorderd?

Vraag 10

Hoeveel formatie is er in de afgelopen jaren en voor de toekomst ingeruimd voor invorderings- en deurwaarderswerkzaamheden? Kunt u een cijfermatige onderbouwing geven, in het bijzonder daarbij aandacht gevend aan het aspect van de vergrijzing en het benodigde kennisniveau?

Vraag 11

Is het uit doelmatigheidsoverwegingen een optie om de invordering van de rijksbelastingschulden uit te besteden aan de gerechtsdeurwaarders of incassobureaus?

Vraag 12

Is het uit doelmatigheidsoverwegingen een optie om de invordering van belastingschulden, zowel van rijksbelastingen als van lokale belastingen, en overige schulden die een schuldenaar heeft bij een overheid in te laten vorderen door een team van belastingdeurwaarders samengesteld uit deurwaarders van de rijksbelastingdiensten en deurwaarders van lokale overheden?

Vraag 13

Ziet u iets in de omvorming van de belastingdeurwaarder tot een overheidsdeurwaarder die dan bevoegd is om te exploiteren en te executeren in alle schuldvorderingen die de overheid heeft op haar burgers? Zou dit ook niet de nodige marktwerking kunnen brengen in een verstard beroep als de gerechtsdeurwaarder?

Vraag 14

Tien dagen na de verzending van de aanmaning wordt overgegaan tot actieve inning, wat verstaat u onder actieve inning? Is de fase van de inning niet de fase die ligt tussen de aanslagoplegging en het verstrijken van de betalingstermijn?

Vraag 15

Hoe is het mogelijk dat er tien dagen na het verstrijken van de betalingstermijn al een betalingsachterstand is van twee maanden? Het is toch mogelijk om direct na het verstrijken van de betalingstermijn een aanmaning te verzenden en dan 14 dagen na het verzenden van de aanmaning een dwangbevel uit te vaardigen? Waarom dan twee maanden later?

Vraag 16

Welke rol speelt de «klantvriendelijke» betalingsherinnering in dit proces van vertraging bij de invordering? Moet deze betalingsherinnering niet worden afgeschaft, immers, de aanmaning is een vermaning tot betalen waarvoor ook nog kosten in rekening worden gebracht?

Vraag 17

Kunt u een overzicht maken en toesturen van de verloop van het heffings- en invorderingstraject van alle belastingen, premies en heffingen? Kunt u deze informatie in het reguliere, periodieke overleg met de Kamer over de Belastingdienst opnemen?

Vraag 18

Zijn er groepen/sectoren/regio’s aan te wijzen waarvan het betalingsgedrag een hoger risico op niet-betaling oplevert? Wordt er dan maatwerk toegepast waardoor er een «speciale» behandeling is die ervoor zorgt dat het geld zo snel mogelijk wordt ingevorderd?


X Noot
1

De Volkskrant, 8 maart 2012.

Naar boven