Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over slachtoffers van seksueel misbruik (ingezonden 23 februari 2012).

Vraag 1

Kent u het artikel «Slachtoffer of aangever seksueel misbruik: Nomen est omen?»?1

Vraag 2

Deelt u de mening dat de verandering van de benaming van «slachtoffer» naar «aangever» in de Aanwijzing voor de opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (hierna: de Aanwijzing) van het Openbaar Ministerie (OM) gezien kan worden als een indicatie dat slachtoffers vanwege het doen van valse aangiftes meer gewantrouwd zijn gaan worden? Zo ja, is daar reden toe en welke? Zo nee, waarom is er dan wel gekozen voor de verandering in die benaming?

Vraag 3

Heeft u een indicatie dat het aantal valse aangiftes van seksueel misdrijf de afgelopen tien jaar is toegenomen? Zo ja, waar blijkt dat concreet uit? Zo nee, waarom is de benaming in de Aanwijzing dan wel veranderd en hoe verhoudt zich dit tot het feit dat in de Aanwijzing op meerdere plaatsen de nadruk op valse aangiften wordt gelegd?

Vraag 4

Deelt u de stelling in het genoemde artikel dat ten minste 80% van de aangevers van een zedenmisdrijf daadwerkelijk ook slachtoffer is? Zo ja, waarom wordt deze groep van 80% dan toch over een kam geschoren met personen die  -al dan niet opzettelijk – een valse of onjuiste aangifte hebben gedaan?  Zo nee, over welke cijfers van valse of onjuiste aangifte beschikt u dan wel?

Vraag 5

Deelt u de mening dat de overweging in de Aanwijzing ongegrond is dat het vanwege de objectiviteit beter is om van «aangever» te spreken in plaats van over «slachtoffer»? Zo ja, wat gaat u doen om dit te doen corrigeren? Zo nee, waarom staat de term «slachtoffer» dan wel gewoon in het wetboek van Strafvordering en heeft het slachtoffer ook in het stadium waarin de schuld van de verdachte nog niet is vastgesteld al wel rechten?

Vraag 6

Zijn er concrete indicaties dat gespecialiseerde zedenrechercheurs vanwege de benaming «slachtoffer» de objectiviteit bij de waarheidsvinding uit het oog zijn verloren? Zo ja, welke indicaties zijn dit? Zo nee, ontvalt dan ook niet meteen de belangrijkste overweging om de benaming van «slachtoffer» in «aangever» te veranderen?

Vraag 7

Deelt u de mening dat juist slachtoffers van zedenmisdrijven kwetsbaar zijn en dat de meldings- en aangiftebereidheid van deze groep slachtoffers ten opzichte van andere misdrijven al laag is? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat bij het bejegenen van slachtoffers daar rekening mee moet worden gehouden en dat een bejegening als «aangever» als mogelijk geen slachtoffer, daarbij niet past? Zo ja, vreest u dan ook dat door alle slachtoffers als aangever te bejegenen de aangiftebereidheid verder zal afnemen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 8

Hoeveel bij het OM ingeschreven rechtbankzaken betroffen in 2010 en 2011 zaken van verkrachting? Hoeveel zaken van verkrachting zijn er in 2010 en 2011 door het OM afgedaan en hoeveel door de rechter in eerste aanleg?

Vraag 9

Is er in Nederland onderzoek gedaan naar hoe slachtoffers van seksueel geweld het contact met actoren in de justitiële keten ervaren? Zo ja, komen de uitkomsten daarvan overeen met de uitkomst van buitenlands onderzoek waaruit blijkt dat meer dan de helft van de slachtoffers contact met het rechtssysteem als nadelig of schadelijk heeft ervaren? Zo nee, bent u bereid dit te laten onderzoeken?

Vraag 10

Bent u bereid om de aanbevelingen in het genoemde artikelen na te volgen en dus onder andere de term «aangever» weer in die van «slachtoffer» te laten veranderen, in de Aanwijzing meer te benadrukken dat slachtoffers van seksueel geweld vanwege hun netelige positie speciale aandacht van politie en justitie verdienen en het onderwerp valse aangifte minder te laten benadrukken in de Aanwijzing? Zo ja, hoe gaat u deze aanbevelingen navolgen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?


X Noot
1

Delikt en Delinkwent 2011/63.

Naar boven