Vragen van het lid Dikkers (PvdA) aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het rapport van milieudefensie over Biokerosine (ingezonden 20 februari 2012).

Vraag 1

Wat is uw oordeel over het rapport «Biokerosine: take-off in the wrong direction» dat op 16 februari jongstleden werd gepubliceerd door de Vereniging Milieudefensie en haar Indonesische partnerorganisatie WALHI/Friends of the Earth Indonesia?

Vraag 2

Deelt u de zorg dat verdere opschaling van de productie van biobrandstoffen afkomstig van jatropha ten behoeve van de luchtvaart of andere sectoren kan leiden tot ongewenste effecten op de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden?

Vraag 3

Op dit moment zijn er binnen Nederland en binnen de Europese Unie geen sociale duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen; deelt u de mening dat dit wel zou moeten? Zo ja, wat doet u in Europees verband om er voor te zorgen dat in EU verband dergelijke criteria op worden gesteld en geïmplementeerd?

Vraag 4

Bent u op de hoogte van de gevaren van «indirect landuse change» ten gevolge van de productie van biobrandstoffen? Wat doet u om dit in Europa aan de orde te stellen?

Vraag 5

Milieudefensie c.s. stelt in het rapport dat biobrandstoffen voor de luchtvaart in het Emissions Trading System (ETS) van de EU ten onrechte worden beschouwd als «klimaatneutraal» («zero-emission»); bent u het met deze stelling eens? Zo nee, waarom niet?

Vraag 6

Onderneemt u activiteiten ter ondersteuning van de verbouw, raffinage of verwerking en promotie van biobrandstoffen voor de luchtvaart en andere sectoren? Zo ja, welke bedragen zijn hier mee gemoeid en kunt u bij deze bedragen aangeven welke bedragen onder Official development Assistance (ODA) vallen en welke niet?

Vraag 7

Zijn er Nederlandse bedrijven actief op het terrein van de verbouw van gewassen voor biobrandstof, middels eigen actie of middels investeringen?  Zo ja, bent u met deze bedrijven in gesprek over concrete maatregelen om ervoor te zorgen dat de verbouw van de gewassen niet voor verdringing van voedselgewassen zorgt, dat de rechten van de lokale boeren worden gewaarborgd en dat er geen grootschalige ontbossing plaatsvindt? Zo ja, kunt u aangeven wat de inhoud van deze gesprekken zijn? Zo nee, waarom niet?

Naar boven