Vragen van het lid
Arib
(PvdA) aan de minister van Veiligheid en Justitie over vervolging van de rooms-katholieke kerk vanwege seksueel misbruik en
eventuele personele consequenties daarvan (ingezonden 23 december 2011).
Vraag 1
Kent u het bericht dat «Bisdom slechts kan hopen»? over aangifte tegen de rooms-katholieke kerk als organisatie?1
Vraag 2
Kan het Openbaar Ministerie gegevens van de commissie-Deetman vorderen ten behoeve van een strafrechtelijk (voor)onderzoek?
Zo ja, onder welke voorwaarden? Zo nee, waarom niet?
In hoeverre geldt de wettelijke plicht om misdrijven als verkrachting ter kennis te brengen van het Openbaar Ministerie? Geldt
deze verplichting ook voor de commissie-Deetman zelf? Zo ja, in hoeverre kunnen de slachtoffers zelf een aangifte door de
commissie bevorderen of juist tegenhouden? Zo nee, waarom niet?
Vraag 3
Geven de in totaal elf geanonimiseerde meldingen die de commissie- Deetman onder de aandacht van het Openbaar Ministerie heeft
gebracht, u aanleiding om te veronderstellen dat het archief van deze commissie mogelijk meer informatie bevat die kan leiden
tot strafvervolgingen of informatie bevat die relevant kan zijn bij opsporing en vervolging van daders van seksueel misbruik?
Vraag 4
Welke mogelijkheden zijn er om een kerkgenootschap inclusieve hun de onderdelen en lichamen die daar deel van uitmaken strafrechtelijk
te vervolgen dan wel civielrechtelijk aansprakelijk te stellen? Verschilt hierin een kerkgenootschap van een andere rechtspersoon?
Bent u bereid te doen onderzoeken welke strafrechtelijke dan wel civielrechtelijke maatregelen genomen kunnen worden tegen
de rooms-katholieke Kerk als rechtspersoon? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Wat zijn de voorwaarden waaraan moet worden voldaan eer er sprake is van een criminele organisatie die het plegen van seksueel
misbruik als oogmerk had?
Vraag 6
Wordt naar aanleiding van aangifte(n) of ambtshalve door het Openbaar Ministerie onderzocht of er reden bestaat om de rooms-katholieke
kerk of rechtspersonen gelieerd aan de rooms-katholieke kerk te vervolgen voor strafbare feiten? Zo ja, kunt u dan de Kamer
op de hoogte stellen als er duidelijkheid is over de uitkomst van dat onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Vraag 7
Herinnert u zich uw antwoorden op schriftelijke vragen over het in bescherming nemen van een veroordeelde pedofiele priester
(antwoord ontvangen 24 maart 2011)?2
Vraag 8
Kan gezien uw antwoord vraag 7 dat, «indien de uitkomsten van het onderzoek van de commissie Deetman hiertoe aanleiding geven»,
u «de noodzaak van aanvullend beleid opnieuw» zou bezien, aangenomen worden dat u op dit punt nu wel van mening bent dat er
voor de beroepsgroep van priesters met pastorale taken of vergelijkbare beroepsgroepen bij andere religies, een verklaring
omtrent gedrag verplicht zou moeten worden gesteld? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom zijn de uitkomsten
van het onderzoek niet ernstig genoeg om deze verplichting in te voeren?
Vraag 9
Acht u het naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek van de commissie Deetman nu wel noodzakelijk om aanvullend
beleid in te voeren ten aanzien van ontzetting uit beroep of ambt? (antwoord op vraag 8 van 24 maart 2011)? Zo ja, hoe gaat
u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Herinnert u zich uw de vragen van het lid Arib over seksueel misbruik van kinderen binnen de kerk. (antwoorden ontvangen op
ontvangen 17 augustus 2009)?
Blijkt uit de u thans beschikbare gegevens nog steeds dat het tot nu toe één keer is voorgekomen dat iemand bij veroordeling
voor een zedenmisdrijf door de rechter uit zijn geestelijk ambt werd ontzet (antwoord 7 van 17 augustus 2009)? Zo nee, hoeveel
keer is dat inmiddels dan wel aan de orde geweest?
Vraag 11
Wilt u de Kamer op de hoogte stellen indien het Openbaar Ministerie in het kader van het misbruik binnen de katholieke kerk
als bijkomende straf ontzetting uit beroep of ambt eist? Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
Deelt u de mening dat bij vervolging van seksuele misdrijven door personen die vanwege hun beroep daartoe in de gelegenheid
werden gesteld of die vanwege hun beroep overwicht konden uitoefenen op hun slachtoffers, dan wel degenen die aan dergelijke
verboden gedragingen feitelijk leiding hebben gegeven, een bijkomende straf van ontzetting uit hun beroep of ambt aan de orde
kan zijn? Zo ja, wilt u dit dan in een OM-aanwijzing verwerken? Zo nee, waarom niet?
X Noot
1Advocatenblad nieuwsbrief, 22 december 2011.
X Noot
2Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 3451.