Vragen van het lid Kooiman (SP) aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over interlandelijke adoptie uit de Verenigde Staten (ingezonden 15 december 2011).

Vraag 1

Onderschrijft Nederland nog steeds het uitgangspunt van het subsidiariteitsbeginsel in procedures van interlandelijke adoptie, zoals voorgeschreven door het Haags Adoptieverdrag? Zo ja, is de uitleg van het subsidiariteitsbeginsel voor u nog steeds dat interlandelijke adoptie pas een optie is indien het kind op geen enkele andere passende wijze kan worden verzorgd in het land van zijn of haar herkomst?1

Vraag 2

Hoe verhoudt zich dit tot uw recente informatiebrief over adopties in de Verenigde Staten, waarin u schrijft dat volgens Amerikaans gebruik de biologische ouders het recht hebben zich uit te spreken over wie het kind kunnen adopteren? wordt zo op passende wijze omgegaan met het subsidiariteitsbeginsel? Betekent dit dat bij interlandelijke adopties uit de VS niet langer aangetoond dient te worden waarom het kind niet in het land van herkomst zelf geplaatst kan worden?

Vraag 3

Is dit een correcte juridische uitleg van het subsidiariteitsbeginsel, waar Nederland zich aan verbonden heeft, dit mede gelet op de uitleg die de «Haagse Conferentie voor Internationaal Privaat recht» hier op 11 december 2008 nog aan gaf?2 Kunt u uw antwoord toelichten?


X Noot
1

Artikel 21 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.

X Noot
2

«The principle of subsidiarity requires that a permanent family be sought in the Country of origin before intercountry adoption is considered. How will the Dutch authorities be satisfied that an American family has been sought for an American child? I understand that American birth mothers may state their preference for their child to be adopted internationally rather than nationally. The birth’s mother preference for intercountry adoption cannot override the subsidiarity principle.»

Naar boven