Vragen van het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) aan de minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport over ambulante hulp bij zelfdoding aan huis (ingezonden 17 november 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de berichten «Hulp bij zelfdoding aan huis» en «Mens met doodswens sterft het liefst thuis»?1

Vraag 2

Welke partijen zijn betrokken bij de oprichting van de levenseindekliniek?

Vraag 3

Wat is uw oordeel over de berichtgeving van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) dat zij verwacht een groot deel van de eerder afgewezen patiënten in het reguliere traject wel te kunnen helpen in een levenseindekliniek?

Vraag 4

Deelt u de mening dat de oprichting van een levenseindekliniek in het licht van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding niet mogelijk is?

Vraag 5

Hoe rijmt dit initiatief zich met artikel 294 van het Wetboek van Strafrecht? Deelt u de mening, gezien deze bepaling, dat de beoogde werkzaamheden van de ambulante teams, namelijk het bieden van hulp bij zelfdoding, te beschouwen zijn als strafbare handelingen?

Vraag 6

Deelt u het oordeel dat het OM in actie zal moeten komen indien de activiteiten van een levenseindekliniek niet voldoen aan de zorgvuldigheidseisen van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding?

Vraag 7

Wilt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg euthanasie op 30 november a.s.?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Klijnsma (PvdA), ingezonden 17 november 2011 (vraagnummer 2011Z23260).


X Noot
1

Algemeen Dagblad 16 november 2011.

Naar boven