Vragen van het lid Ortega-Martijn (ChristenUnie) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de voordracht van een kandidaat voor de functie van waarnemend Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (ingezonden 14 oktober 2011).

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van de brief afkomstig van het Bestuurscollege van Sint Eustatius1 over de voordracht van een kandidaat voor de functie van waarnemend Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba? Binnen welke termijn kan het Bestuurscollege een inhoudelijke reactie verwachten?

Vraag 2

Klopt het dat bij deze voordracht het bestuurscollege van Sint Eustatius niet is geconsulteerd zoals conform artikel 188, lid 3 WolBES2 vereist is? Zo ja, is hier sprake van een voordracht in strijd met de wet? Zo nee, op welke manier is wel voldaan aan dit vereiste? Zijn de Bestuurscolleges van Bonaire en Saba wel geraadpleegd? Zo ja, welke gevoelens leven bij deze colleges inzake deze voordracht?

Vraag 3

Op basis van welke criteria heeft de minister de kandidaat voorgedragen?

In hoeverre staat een actief politiek lidmaatschap van een kandidaat Rijksvertegenwoordiger op gespannen voet met de vraag naar «onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin»3 waarover ook wordt gesproken in artikel 194 eerste lid WolBES?


X Noot
1

d.d. 5 oktober jl.

X Noot
2

Artikel 188 lid 3 WolBES stelt: «Alvorens Onze Minister een voordracht als bedoeld in het eerste en tweede lid doet, wint hij over de voor te dragen persoon het gevoelen in van de bestuurscolleges van de openbare lichamen».( WolBES: Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba).

X Noot
3

Artikel 194 lid 1 WolBES.

Naar boven