Vragen van het lid Gesthuizen (SP) aan de minister van Veiligheid en Justitie over de WOTS-procedure (ingezonden 19 augustus 2011).

Vraag 1

Is het nog steeds het uitgangspunt van het Nederlandse beleid omtrent de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) dat bij de toepassing van de omzettingsprocedure WOTS-verzoeken door Nederland worden geweigerd wanneer het te verwachten strafrestant bij overbrenging naar Nederland na omzetting onvoldoende is? Wanneer precies wordt het strafrestant als onvoldoende beoordeeld? Op welke wijze vindt deze beoordeling plaats?

Vraag 2

Bent u bekend met het feit dat het in sommige landen (zoals Venezuela) bijzonder lang duurt voordat een WOTS-verzoek samengesteld, vertaald, behandeld, inhoudelijk beoordeeld en goedgekeurd is? Wat is uw mening over het feit dat als gevolg hiervan het strafrestant te laag is voor Nederland om de straf over te nemen, met als gevolg dat de volledige straf in Venezuela moet worden uitgezeten?

Vraag 3

Deelt u de mening dat het wrang is dat de WOTS-procedure stuk loopt op een trage behandeling in het andere land? Deelt u de mening dat in dergelijke gevallen de Nederlandse gedetineerde alsnog het strafrestant in Nederland uit zou moeten kunnen zitten en dat Nederland soepeler om zou kunnen gaan met het uitgangspunt dat er voldoende strafrestant moet zijn om te resocialiseren in Nederland?

Vraag 4

Is het waar dat, als gevolg van gewijzigd beleid,1 lopende WOTS-procedures in Europese landen (zoals Spanje) waarin verzocht wordt de straf om te zetten naar Nederlandse maatstaven, worden afgebroken? Geldt dit zelfs voor Nederlandse gedetineerden ten aanzien van wie de Spaanse autoriteiten reeds hebben ingestemd met het verzoek tot omzetting van de straf?

Vraag 5

Waarom worden dergelijke lopende verzoeken niet omgezet in een verzoek tot voortgezette tenuitvoerlegging van de straf, zodat kan worden voorkomen dat de WOTS-verzoeken onnodige vertraging oplopen dan wel helemaal niet meer kunnen worden voltooid? Waarom wordt niet eens geprobeerd dergelijke verzoeken aan het andere land (in casu Spanje) om te zetten? De verwachting is toch niet dat een land wel kan instemmen met omzetting van de straf, maar niet met voortgezette tenuitvoerlegging? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 6

Deelt u de mening dat het niet in het belang van de Nederlandse samenleving is wanneer Nederlandse gedetineerden niet resocialiseren in Nederland maar om bureaucratische redenen onnodig lang vast zitten in ondermeer Venezuela en Spanje, terwijl de bestaande mogelijkheden tot omzetting of overname van de straf onbenut blijven? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?

Vraag 7

Op welk moment wordt aan Nederlandse advocaten in WOTS-procedures een toevoeging in het kader van gefinancierde rechtshulp verstrekt? Vindt u het rechtvaardig dat advocaten niet betaald krijgen als de WOTS-procedure niet voltooid wordt, bijvoorbeeld vanwege de lange behandelingsduur in het andere land, met als gevolg dat de rechtsbijstand voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland ernstig in de knel komt?

Vraag 8

Bent u bereid het criterium voor rechtsbijstand uit te breiden of ruimer uit te leggen, zodat ook werkzaamheden in de voorfase van het WOTS-verzoek voor vergoeding in aanmerking kunnen komen? Zo nee, bent u dan in ieder geval bereid om in individuele gevallen af te wijken van de algemene regel dat er pas toegevoegd kan worden wanneer er een procedure is bij een Nederlandse rechter?


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 500 VI, nr. 113.

Naar boven