Vragen van het lid Jadnanansing (PvdA) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over toepassing van zogenaamde «glijdende schaal» bij de bijverdiengrens in de studiefinanciering (ingezonden 15 augustus 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van rechtbank ’s-Gravenhage van 21 juni 20111, waarin de rechter de student in het gelijk heeft gesteld door te oordelen, kort gezegd, dat het bedrag dat de student wegens bijverdiensten moet terugbetalen, wordt berekend op basis van de nieuwe regels die gelden met ingang van 1 januari 2010, ook al betreft het bijverdiensten die betrekking hebben op de jaren vóór 2010? Hoe beoordeelt u deze uitspraak?

Vraag 2

Deelt u de mening dat alle studenten die in een soortgelijke situatie verkeerden en verkeren als bovengenoemde student dezelfde behandeling van uw ministerie dienen te krijgen met betrekking tot de toepassing van het met ingang van 1 januari 2010 gewijzigde artikel 3.17, lid 7 van de Wsf 20002, zoals thans door de rechter geoordeeld?

Vraag 3

Deelt u de mening dat de thans bij vele studenten ontstane onduidelijkheid3 zo spoedig mogelijk moet worden omgezet in duidelijkheid?

Vraag 4

Waarom heeft uw ministerie zich niet aan de door de rechtbank genoemde duidelijke aanwijzing(en)4 gehouden en is zij ondanks die aanwijzing(en) gaan procederen?

Vraag 5

Hoe gaat u ervoor zorgdragen dat studenten die zich geconfronteerd zien met toepassing van onderhavig artikel van de Wsf juist worden behandeld door uw ministerie en niet onnodig tijd en moeite moeten steken in gerechtelijke procedures? Hoe gaat u daar voor zorgen indien uw ministerie in hoger beroep en mogelijk in cassatie gaat en uiteindelijk in het ongelijk wordt gesteld door de hoogste rechter?


X Noot
1

www.rechtspraak.nl, LJN: BQ8893.

X Noot
2

Wet op de studiefinanciering 2000.

X Noot
3

Zie de discussies op diverse studentenfora, zoals http://forum.fok.nl/topic/1654025/6/25

X Noot
4

Ter motivering van haar uitspraak baseert de rechtbank zich (mede) op Aanwijzing 116 van de «Aanwijzingen voor de regelgeving» van 18 november 1992, Strct. 230, erop neerkomende dat voornoemd artikel niet slechts van toepassing is op hetgeen na haar inwerking (in casu 1 januari 2010) voorvalt, maar ook op hetgeen bij haar inwerkingtreding bestaat (in casu alle jaren voor 2010).

Naar boven