Vragen van de leden Bruins Slot en Van Toorenburg (beiden CDA) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht «Zoon was een tijdbom, er moet een plek komen waar ouders help kunnen zeggen» (ingezonden 22 april 2011).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zoon was een tijdbom, er moet een plek komen waar ouders help kunnen zeggen?»1

Vraag 2

Hoeveel gevallen zijn bekend van mensen die wel vrijwillig psychische hulp willen hebben, maar van hulpverlenende instanties geen zorg aangeboden krijgen?

Vraag 3

Wat zijn de achterliggende oorzaken dat zulke vrijwillige hulpvragers tussen wal en schip vallen bij hulpverlenende instanties die zich bezighouden met het verlenen van geestelijke gezondheidszorg of het signaleren van maatschappelijke onrust zoals de huisarts en de politie?

Vraag 4

Welke mogelijkheden hebben familieleden en naasten bij hulpverlenende instanties om alarmsignalen over het psychisch welzijn van mensen af te geven?

Vraag 5

Welke manieren zijn er voor familie en naasten om met lotgenoten in contact te komen die familielid of naasten zijn van iemand met een psychische stoornis?

Vraag 6

Hoe kunnen familie en naasten meer informatie krijgen, of hun ervaringen delen met deskundigen over de cliënt die ambulante zorg ontvangt?

Vraag 7

In hoeverre kan een meldpunt bijdragen aan een effectieve oplossing?

Vraag 8

Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat mensen die hulp nodig hebben die hulp ook daadwerkelijk en tijdig krijgen?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Bouwmeester (PvdA), ingezonden 21 april 2011 (vraagnummer 2011Z08554).


X Noot
1

De Telegraaf, «Zoon was een tijdbom, er moet een plek komen waar ouders help kunnen zeggen», 16 april 2011.

Naar boven