Vragen van de leden Wolbert en Bouwmeester (beiden PvdA) aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over vrijheidsbeperkende maatregelen in zorginstellingen (ingezonden 16 maart 2011).

Vraag 1

Kent u het interview «Vinger aan de pols houden bij complexe zaken»?1 Wat vindt u ervan, dat de ongeveer 40 zorginstellingen die door het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) werden aangemerkt als instelling waar cliënten afgezonderd of in afzondering leven en/of gefixeerd worden, pas na de commotie over Brandon en door tussenkomst van het CCE bovenaan het bezoeklijstje van de Inspectie zijn geplaatst?

Vraag 2

Zou het kunnen dat de directies van deze instellingen eigenlijk niet goed genoeg op de hoogte waren van de precieze gang van zaken rond de cliënten die in hun instellingen geïsoleerd worden, als de waarneming van het CCE is dat de bestuurders in de eigen instelling nog eens nagegaan zijn hoe de praktijk er in de eigen organisatie eruit ziet?

Vraag 3

Vindt u niet dat de Inspectie altijd ingelicht moet zijn zodra vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast?

Vraag 4

Vindt u niet dat de Inspectie bij toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen frequenter en diepgaander contact met deze instellingen zou moeten houden, gezien het gegeven dat in het geval van Brandon de Inspectie zich twee jaar lang niet op de hoogte heeft gesteld van zijn levensomstandigheden?

Vraag 5

Wat vindt u van de uitspraak van de directeur van het CCE dat complexe vragen op tijd zouden moeten worden aangemeld bij het CCE, namelijk zodra er sprake is van handelingsverlegenheid, en dus altijd bij vrijheidsbeperkende maatregelen? Welke instrumenten kunt u inzetten, zodat instellingen eerder gaan onderkennen dat er sprake is van handelingsverlegenheid?

Vraag 6

Wanneer kan de Kamer de door u toegezegde brief verwachten met daarin uw reactie op de aangenomen motie-Wolbert c.s., die ook gaat over het breder en eerder inzetten van de expertise van het CCE?2

Vraag 7

Heeft u ervan kennis genomen dat de directeur van het CCE in het interview spreekt over terugval van cliënten en het opnieuw overgaan op vrijheidsbeperkende maatregelen bij dezelfde cliënt? Is bij u bekend in hoeveel gevallen de inzet van het CCE eenmalig is en bij welk percentage van de cliënten het CCE regelmatig moet terugkomen? Deelt u de mening dat berusting in machteloosheid te allen tijde tegengegaan moet worden en dat in dit kader vooral de situatie van de cliënten, waarbij terugval of langdurige vrijheidsbeperking aan de orde is, extra nauwgezet gevolgd moeten worden?

Vraag 8

Zijn er instellingen die vaker en langer vrijheidsbeperkende maatregelen toepassen dan andere, terwijl ze qua cliëntenpopulatie vergelijkbaar zijn? Kunt u iets zeggen over de kenmerken van deze instellingen qua cultuur, structuur en specialisatie?


X Noot
1

Nieuwsbrief site CCE.

X Noot
2

Kamerstuk 24 170, nr. 114.

Naar boven