Vragen van de leden Schouw en Hachchi (beiden D66) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het kiesrecht voor de Eilandsraad van niet-Nederlanders (ingezonden 15 februari 2011).

Vraag 1

Op welke wijze heeft u de desbetreffende verantwoordelijken in het Caribisch deel van het Koninkrijk formeel op de hoogte gebracht van de gevolgen van de uitspraak in de zaak Santana voor de verkiezingen van de eilandraad op 2 maart aanstaande?1

Vraag 2

Op welke wijze worden alle EU-burgers en ook overige vreemdelingen van 18 jaar en ouder die meer dan vijf jaar onafgebroken legaal verblijven in Nederland (inclusief Bonaire, Saba en Sint-Eustatius) en die derhalve het recht hebben aan de eilandraadsverkiezingen deel te nemen indien zij ingezetenen zijn van het desbetreffende openbaar lichaam voor elk openbaar lichaam afzonderlijk tijdig achterhaald en geïnformeerd? Indien dit niet lukt, welke problemen voorziet u en wat gaat u hier aan doen?

Vraag 3

Is het waar dat de Persoonsinformatievoorziening Nederlandse Antillen en Aruba (PIVA) niet de verblijfstitel registreert? Indien dit niet het geval is, op welke wijze kan dan vastgesteld worden dat iemand vijf jaar onafgebroken in Nederland (inclusief de BES-eilanden) heeft verbleven? Zo nee, op welke wijze wordt beoordeeld of zij inderdaad stemgerechtigd zijn?

Vraag 4

Op welke wijze is de IND betrokken bij het achterhalen van de verblijfsstatus van een niet-Nederlander? Heeft de IND voldoende capaciteit om, waar nodig, de eilanden te ondersteunen in dit proces? Zo nee, welke stappen gaat u ondernemen om dit proces in goede banen te leiden?

Vraag 5

Bent u van mening dat de niet-Nederlanders voldoende tijd hebben gehad zich te organiseren in partijvorm en zichzelf verkiesbaar te stellen, gezien het feit dat de uitspraak van het Hof op 10 januari plaatsvond en de termijn om aanspraak te maken op het passief kiesrecht 18 januari verliep? Zo nee, hoe beoordeelt u de geldigheid van de eilandsraadverkiezingen in het geval deze wordt aangevochten?

Vraag 6

Kunt u aangeven hoeveel niet-Nederlanders die nu alsnog kiesgerechtigd zijn, Spaanstalig zijn?

Vraag 7

Wat is uw mening over het feit dat vrijwel alle voorlichting over de verkiezingen plaatsvindt in het Nederlands, Engels en Papiaments?

Vraag 8

Kunt u aangeven welke verschillen – zoals de verkiezingsdag en de openingstijden van de stembureaus – bestaan tussen de wijze waarop de afgelopen verkiezingen werden georganiseerd en de komende eilandsraadverkiezingen?

Vraag 9

Welke gevolgen verwacht u dat deze verschillen zullen hebben? Hoe beoordeelt u deze?

Vraag 10

Is het waar dat het op de eilanden gebruikelijk was logo’s, kleuren en foto’s toe te staan op de verkiezingsbiljetten – mede in verband met het grote aantal laaggeletterden – maar dat dit nu niet het langer is toegestaan in verband met Nederlandse wetgeving?

Vraag 11

Deelt u de mening dat dit grote veranderingen zijn en dat die niet het gevolg zijn van veranderde omstandigheden op deze eilanden?

Vraag 12

Bent u bereid te bezien op welke wijze – binnen het huidig wettelijk kader – aan deze bezwaren tegemoet kan worden gekomen? Zo nee, waarom niet?

Vraag 13

Hoe worden deze verkiezingen geëvalueerd? Worden deze verkiezingen ook gemonitord?

Vraag 14

Bent u bereid op basis van het verloop van deze verkiezingen – indien nodig – het vigerend wettelijk kader aan te passen om tegemoet te komen aan evidente knelpunten?

Vraag 15

Bent u bereid, gezien de korte termijn tot de verkiezingen, deze vragen voor het Krokusreces te beantwoorden?


XNoot
1

Deze vragen worden gesteld naar aanleiding van de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 januari jl., Kamerstuk 32 500 IV, nr. 25 als reactie op de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curacao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba in het geding tussen de heer Santana Rodriguez en het bestuurscollege van Bonaire van 10 januari 2011.

Naar boven