Vragen van het lid
Pechtold
(D66) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de executie van de Nederlands-Iraanse Zahra Bahrami (ingezonden 3 februari
2011).
Vraag 1
Kunt u een feitenrelaas geven met daarin alle contacten die u en uw ambtenaren hebben gehad met Iran om de zaak-Bahrami aan
te kaarten? Bent u, in het geval dat openbaarmaking van dit feitenrelaas onwenselijk is, bereid dit relaas vertrouwelijk ter
inzage aan te bieden aan de Tweede Kamer?
Vraag 2
Bent u van mening dat de diplomatieke wegen om mevrouw Bahrami te helpen volledig benut waren? Hoe vaak heeft u persoonlijk
contact gezocht en gehad met Iraanse vertegenwoordigers?
Vraag 3
Waarom heeft u ervoor gekozen geen brandstofgarantie te leveren aan de voormalig minister van Buitenlandse Zaken van Iran,
Manouchehr Mottaki, voor zijn bezoek aan de OPWC-bijeenkomst van 13 december jongstleden?1 Deelt u de mening dat dit een uitgelezen kans was om op hoog niveau non-proliferatie, mensenrechten en consulaire kwesties
aan te kaarten, waaronder de zaak-Bahrami?
Vraag 4
Heeft u overwogen om zelf garant te staan voor de brandstof van minister Mottaki, bijvoorbeeld via afspraken met brandstofleveranciers
of door het vliegtuig van minister Mottaki gebruik te laten maken van een Nederlands militair vliegveld? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Is het waar dat u – dan wel één van uw ambtenaren – heeft gesuggereerd dat minister Mottaki ook gebruik zou kunnen maken van
een reguliere lijnvlucht? Zo ja, deelt u de mening dat deze suggestie voor diplomaten mogelijk krenkend kan zijn?
Vraag 6
Is het waar dat Nederland, met een lange diplomatieke geschiedenis en met Den Haag als hoofdstad van het internationaal recht,
er in de regel alles aan doet om in dialoog te blijven met andere landen, ook als het autoritaire regimes betreft? Zo ja,
is er momenteel sprake van een beleidswijziging vanwege uw weigering om brandstofgarantie te geven?
Vraag 7
Was u op de hoogte van de bemiddeling door voormalig minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot, op verzoek van vrienden en familie
van mevrouw Bahrami? Hoe apprecieert u het uitwijken van hen naar een voormalig minister van Buitenlandse Zaken?
Vraag 8
Op welke recente feiten, gebeurtenissen, of uitspraken baseert u het verband tussen feitelijke vragen over uw handelen door
bepaalde personen met het laten hangen van hun oren naar de Iraanse autoriteiten?2
Vraag 9
Waarom heeft u in het interview met NRC Handelsblad gekozen voor deze, in uw eigen term, «ruwe» karakterisering?2 Deelt u de mening dat uw karakterisering als onnodig grievend ervaren kan worden door personen die vragen stellen over uw
handelen, waaronder de dochter van mevrouw Bahrami?
Vraag 10
Waarom legt u zelf ten aanzien van de zaak-Bahrami een direct verband tussen de brandstofgarantie en de executie van mevrouw
Bahrami? Zijn er aanwijzingen (uit Iran) dat deze relatie bestaat?
Vraag 11
Bent u bereid deze vragen, inclusies het feitenrelaas, voor het mogelijk te houden spoeddebat te beantwoorden, als laatstgenoemde
binnen de gebruikelijke termijn van beantwoording valt?
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Kortenoeven (PVV), ingezonden 1 februari 2011 (vraagnummer
2011Z01865).
XNoot
1OPWC: Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons
XNoot
2NRC Handelsblad, «Rosenthal: brute daad van een barbaars regime», 31 januari 2011.