Vragen van het lid Dijkgraaf (SGP) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over Early bird scholen (ingezonden 21 december 2010).

Vraag 1

Bent u bekend met het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 november 2010 tegen de stichting Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam (BOOR), die Early bird scholen in stand houdt?

Vraag 2

Wat is uw reactie op het vonnis? Kunt u toelichten hoe het oordeel van de rechtbank dat de praktijk van Early bird scholen duidelijk in strijd is met de wet zich verhoudt tot de uitspraak van de voormalig staatssecretaris «dat er geen enkele aanwijzing is, maar dan ook geen enkele, dat wat in Rotterdam gebeurt zich niet verhoudt tot onze onderwijswetgeving»?1

Vraag 3

Op welke wijze gaat u bewerkstelligen dat de Early bird scholen weer binnen de grenzen van de wet opereren? Kunt u garanderen dat deze scholen het Engels voor maximaal 15% als voertaal gebruiken, mochten zij als experiment worden aangemerkt? Bent u in dat geval bereid deze scholen uitdrukkelijk op het tijdelijke karakter van het experiment te wijzen?

Vraag 4

Hoeveel experimenten lopen er inmiddels met scholen die voor maximaal 15% een andere taal dan het Nederlands als voertaal gebruiken?

Vraag 5

Herkent u het signaal dat inmiddels meerdere scholen in Nederland voor een deel van het curriculum Engels als voertaal gebruiken, zonder dat sprake is van een experiment? Hoe maakt u aan scholen duidelijk wat de wettelijke grenzen zijn?


XNoot
1

Kamerstuk 31 288, nr. 85, blz. 11.

Naar boven