Vragen van het lid Jansen (SP) aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over de inzameling en hergebruik van kunststof afval (ingezonden 1 november 2010).

Vraag 1

Onderschrijft u de constatering van CEO Sondag van de Van Gansewinkel Groep dat 50% van het in Nederland ingezamelde kunststofafval alsnog in de verbrandingsovens verdwijnt?1 Zo nee, waarom niet?

Vraag 2

Kunt u op grond van de gegevens van Nedvang uiteenzetten waar het kunststofafval in de keten terecht komt? Kunt u per nuttige toepassing aangegeven hoeveel procent van de ingezamelde kunststof daarvoor gebruikt wordt?

Vraag 3

Onderkent u dat de hoogwaardigheid van het hergebruik en de recycling in belangrijke mate afhangt van de kwaliteit van het gescheiden materiaal?

Vraag 4

Heeft u de bevoegdheid om producenten te verplichten tot het aanbrengen van markers op hun producten om scheiding van afvalstromen te verbeteren? Zo nee, wie heeft die wel en bent u bereid aan te dringen op invoering?

Vraag 5

Bent u bereid in overleg met de afvalverwerkers de belemmeringen in kaart te brengen voor bouw van nascheidingsinstallaties van kunststofafval in Nederland en deze belemmeringen weg te nemen? Zo nee, waarom niet en hoe gaat u er dan voor zorgen dat de afvalverwerking de komende jaren hogerop de ladder van Lansink komt?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Koopmans (CDA), ingezonden 28 oktober 2010 (vraagnummer 2010Z15504).


XNoot
1

Trouw, «Inzamelaars ruziën over cijfers plastic afval; Ook in Europa wordt slechts 50 procent verwerkt Industrie «sommeert» uitspraken in te trekken», 26 oktober 2011.

Naar boven