CXXII Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften

A VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN R.R.B.V. TE R.2 BETREFFENDE VRIJSTELLING VAN NAHEFFINGSAANSLAGEN LOONHEFFING

Vastgesteld 9 mei 2017

Klacht

Verzoekster, een bedrijf dat zich toelegt op reïntegratie van (langdurig) werklozen op de arbeidsmarkt, beklaagt zich erover dat de Belastingdienst een verzoek tot vrijstelling van naheffingsaanslagen loonheffing krachtens de voormalige regeling afdrachtverminderng onderwijs heeft afgewezen.

Naar aanleiding van deze klacht heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

Met het oog op reïntegratie op de arbeidsmarkt plaatste gemeente R. (langdurig) werklozen op grond van de Wet Werk en Bijstand bij het bedrijf van verzoekster. Deze nam betrokkenen in dienst en bood hen een vooropleiding aan teneinde via een vervolgopleiding een startkwalificatie tot zorghulp te bemachtigen. Na 2010 werd het door verzoekster aangeboden traject geïntegreerd in de opleiding tot zorghulp.

Verzoekster heeft in 2009 en 2010 de toenmalige afdrachtvermindering onderwijs in de loonaangiften voor haar werknemers toegepast, overeenkomstig artikel 14 (oud), eerste lid, onderdeel e van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA).

Na boekenonderzoek heeft de inspecteur van de Belastingdienst geconstateerd dat verzoekster geen recht had op toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs, omdat zij niet zou voldoen aan de hieraan gestelde formele wettelijke vereisten, zoals erkenning van de opleiding door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap via registratie in het zogenaamde Crebo-register. Aan verzoekster werden vervolgens naheffingsaanslagen en boetes opgelegd.

Verzoekster erkent misschien niet volledig aan de formele wettelijke vereisten voor toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs te voldoen, maar staat op het standpunt wel in de geest van de wet te hebben gehandeld. Via gerechtelijke procedures heeft verzoekster tevergeefs getracht haar gelijk te halen. De rechtbank en het gerechtshof te Den Haag alsmede de Hoge Raad hebben uiteindelijk de letterlijke tekst van wet (artikel 14 WVA) als uitgangspunt genomen en geoordeeld dat verzoekster niet voldeed aan de formele uitgangspunten en hierdoor geen recht had op afdrachtvermindering. Het Hof oordeelde echter dat verzoekster geen schuld is aan te rekenen wegens het niet voldoen van de loonheffingen en dat de vergrijpboetes dientengevolge moeten vervallen.

Overwegingen

In zijn reactie stelt de Staatssecretaris dat tot en met de hoogste rechter is bekrachtigd dat verzoekster niet voldoet aan de formele vereisten voor toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs. Een van de voorwaarden is dat het een kwalificerende opleiding betreft die moet zijn opgenomen in het Crebo-register. Een andere voorwaarde is dat de betrokken onderwijsinstelling binnen een maand na het beëindigen van de opleiding een schriftelijke verklaring met bepaalde voorgeschreven elementen heeft afgegeven die door de werkgever bij de loonadministratie is bewaard. Verzoekster heeft hieraan niet voldaan.

Verzoekster repliceert dat beide partijen toegeven dat aan de materiële voorwaarden voor afdrachtvermindering wel is voldaan en dat als de verklaring zou zijn verstrekt ook afdrachtvermindering zou zijn verleend. Verzoekster is van mening dat aan een formeel gebrek geen fatale gevolgen verbonden mogen worden.

De Staatssecretaris antwoordt dat aan de formele vereisten een doorslaggevende betekenis moet worden toegekend, zoals ook blijkt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad. Hij is van mening dat, ondanks de maatschappelijke verdienste van verzoekster, uit het oogpunt van gelijkheid geen uitzondering op de wet kan worden gemaakt.

Oordeel van de commissie3

De commissie is van oordeel dat de afweging van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie, Van Strien

De griffier van de commissie, Roovers


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: R.R. Ganzevoort (GL), R.F. Ruers (SP), J.M. Schouwenaar (VVD), G.A.Van Strien (voorzitter) (PVV), L.H.J. Verheijen (PvdA) en G. de Vries-Leggedoor (CDA).

Naar boven