Klacht
Verzoekers zijn van mening dat de staatssecretaris van Financiën ten onrechte geen
toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule ex artikel 63 van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen, bij de vaststelling van de door hen verschuldigde erfbelasting
over de waarde van een woning die tot de nalatenschap behoorde. Zij menen dat uitgegaan
had moeten worden van de werkelijke verkoopopbrengst van de woning, die aanmerkelijk
lager is dan de WOZ-waarde, terwijl op die verkoopopbrengst in mindering zouden moeten
worden gebracht de kosten die zij hebben gemaakt voor het opknappen en verkopen van
de woning.
Naar aanleiding van deze klacht heeft de staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
De erflaatster overleed in maart 2010. Tot de nalatenschap behoorde een woning. Ingevolge
de Successiewet 1956 wordt voor de vaststelling van de erfbelasting de WOZ-waarde
die geldt in het jaar van overlijden in aanmerking genomen, i.c. het jaar 2010. Deze
heeft als peildatum 1 januari 2009. Na bezwaar van verzoekers wordt de WOZ-waarde
2010 in december van dat jaar lager vastgesteld; deze verlaagde waarde wordt in aanmerking
genomen in de in februari 2011, conform de op dat moment geldende Successiewet, opgelegde
aanslagen in de erfbelasting. Verzoekers dienen geen bezwaarschriften in tegen die
aanslagen.
In december 2011 vragen verzoekers aan de belastingdienst per brief om de aanslagen
te herzien en uit te gaan van een andere WOZ-waarde, gelet op de marktontwikkelingen
en de kosten die zij maken voor het opknappen van de woning. De woning is op dat moment
nog niet verkocht. De belastingdienst beschouwt dit als een verzoek om ambtshalve
herziening van de aanslagen, omdat de bezwaartermijn inmiddels al ruim verstreken
is. Onder verwijzing naar de bovengenoemde wettelijke bepaling wordt het verzoek afgewezen.
Vervolgens doen verzoekers in januari 2012 het bovenomschreven beroep op de hardheidsclausule.
De staatssecretaris wijst het verzoek af, gelet op de duidelijke wettelijke bepaling
die op dit onderdeel van de nalatenschap van toepassing is. Hij wijst er ook op dat
een situatie als die van verzoekers uitdrukkelijk aan de orde is geweest tijdens de
parlementaire behandeling van die bepaling. Wat betreft de aftrekbaarheid van de onkosten
die verzoekers als erfgenamen hebben gemaakt, wijst hij erop dat uitdrukkelijk in
de wet is vastgelegd dat alleen de begrafeniskosten kunnen worden afgetrokken.
Intussen hebben verzoekers om een nieuwe WOZ-beschikking 2010 gevraagd, op grond waarvan,
wederom na bezwaar, een wederom verlaagde WOZ-waarde is vastgesteld. Verzoekers hebben
geen gebruik gemaakt van het middel van beroep teneinde om een nog lagere WOZ-waarde
te vragen. De aanslagen in de erfbelasting zullen ook worden verlaagd. Het verschil
tussen de gehanteerde WOZ-waard en de verkoopopbrengst is daarmee inmiddels aanzienlijk
verkleind.
Overwegingen
Daar er geen sprake is van door de wetgever niet voorziene gevolgen van wetgeving,
kunnen die gevolgen niet ongedaan gemaakt worden door toepassing van de hardheidsclausule.
De Successiewet is overigens per 1 januari 2012 aangepast, waardoor de WOZ-waarde
in het jaar volgende op het jaar van overlijden in aanmerking kan worden genomen,
waardoor de peildatum van de woningwaarde aanzienlijk dichter ligt bij de datum van
overlijden. Bij deze wetswijziging is echter uitdrukkelijk afgezien van terugwerkende
kracht.
Oordeel van de commissie3
De staatssecretaris heeft terecht geen toepassing gegeven aan de hardheidsclausule.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Van Strien
De griffier van de commissie, Van Dijk