CXVIII Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften

B VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN C.G. VAN ’T H. TE K-H.2 BETREFFENDE KLACHTEN OVER DE BELASTINGDIENST

Vastgesteld 15 maart 2016

Klacht

Verzoekster, gescheiden moeder van vier opgroeiende kinderen, beklaagt zich over foutieve verrekeningen en het niet ontvangen van een teruggave inkomstenbelasting door de Belastingdienst. Ook is zij het niet eens met de toekenning en verrekening van toeslagen.

Naar aanleiding van deze klacht heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

In april 2011 dient verzoekster alsnog een aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2006 in, nadat haar in april 2009 ambtshalve een aanslag was opgelegd, omdat zij niet tijdig aangifte had gedaan. Na een uitspraak op bezwaar wordt het bedrag van de aanslag alsnog verminderd waardoor verzoekster in de veronderstelling verkeert dat zij geld terugkrijgt. Maar aangezien de aanslag nooit is voldaan, ook niet die over 2005, heeft de Belastingdienst de openstaande aanslagen verrekend en kon er geen sprake meer zijn van teruggave. Verzoekster is het hiermee niet eens, ook niet met de verrekening van toeslagen en dient medio 2012 een klacht in. De klacht wordt afgewezen onder verwijzing naar de hiervoor genoemde verrekening. Omdat verzoekster toch recht meent te hebben op toeslagen en teruggaven en niet tevreden is over de dienstverlening door de BelastingTelefoon, dient zij in de zomer van 2013 opnieuw een klacht in. Ook deze klacht wordt op alle onderdelen afgewezen onder overlegging van een overzicht van betalingen en verrekeningen teruggaand tot en met 2006. Wel wordt toegezegd dat er een herberekening van het recht op kindgebonden budget zal plaatsvinden zodra nadere informatie van de Sociale Verzekeringsbank zal zijn ontvangen.

Overwegingen

In zijn reactie op de klachten uit 2012 en 2013 schrijft de Staatssecretaris dat verzoekster meermaals over haar belastingschulden is geïnformeerd, zowel voor de betreffende berekening over 2006 als daarna. Hij gaat daarbij in op haar klacht over een tevergeefs bezoek aan het belastingkantoor en het recht op schadevergoeding waarop zij aanspraak meent te maken. Hij meent dat haar opmerkingen ter zake onvoldoende duidelijk zijn om te kunnen verifiëren. Er is naar zijn oordeel geen sprake van onrechtmatig handelen op grond waarvan de Belastingdienst zich tot schadevergoeding verplicht en ook uit de door verzoekster overgelegde bescheiden valt dit niet op te maken. De Staatssecretaris ziet dan ook geen aanleiding op de gevolgde handelwijze van de Belastingdienst terug te komen.

Oordeel van de commissie3

De commissie is van oordeel dat de afweging van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie, Van Strien

De griffier van de commissie, Roovers


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: R.R. Ganzevoort (GL), R.F. Ruers (SP), J.M. Schouwenaar (VVD), G.A. van Strien, (voorzitter) (PVV), L.H.J. Verheijen (PvdA) en G. de Vries-Leggedoor (CDA).

Naar boven