CVI Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften

C VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN L.H.P. V. TE A.2 BETREFFENDE EEN NAHEFFINGSAANSLAG OMZETBELASTING

Vastgesteld 3 oktober 2013

Klacht

Verzoeker doet zijn beklag over de manier waarop de Belastingdienst de bezwaar- en beroepsfase van een naheffingsaanslag omzetbelasting heeft afgehandeld.

Naar aanleiding van deze klacht heeft de staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

Naar aanleiding van een boekenonderzoek in 2009 is aan de onderneming in accountancy en belastingadvies van verzoeker een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd over de jaren 2006 tot en met 2008 van circa € 50.000 alsmede een vergrijpboete van € 30.000 ingevolge het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst. Als motivatie voor het opleggen van een maximale boete wordt gesteld dat vanwege de ernst van de gedraging, de aard van de onderneming en het feit dat verzoeker AA-accountant is, van hem mag worden verwacht verantwoordelijk te zijn voor het tijdig indienen van de juiste aangiften en het deponeren van de jaarstukken. In juni 2012 heeft de Inspecteur van de Belastingdienst een door verzoeker in augustus 2011 ingediend bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag en de vergrijpboete verworpen. Verzoeker meent dat er sprake is van verzachtende omstandigheden, aangezien hij na een langdurig ziekbed in 2010 in de financiële problemen is geraakt. Zijns inziens zullen de nu opgelegde aanslag, boete en heffingsrente zeker leiden tot zijn faillissement. Hij is het niet eens met de bestuurlijke boete, aangezien hij de betreffende periode niet

werkzaam zou zijn geweest als openbaar accountant, maar als financial controller. Bovendien maakt hij bezwaar tegen de lange afhandelingstijd van zijn bezwaarschrift. Verzoeker heeft een bij de rechtbank ingesteld beroep niet doorgezet.

Overwegingen

De staatssecretaris schrijft in zijn reactie dat verzoeker op geen enkel moment de hem ter beschikking staande wettelijke middelen heeft gebruikt om de inspecteur te dwingen eerder een uitspraak te doen. Ook zou verzoeker zelf meermaals om uitstel hebben gevraagd. De feiten rechtsvaardigen het vermoeden dat verzoeker niet gebaat was bij een snelle uitspraak. Verzoeker heeft aangegeven het beroep niet te hebben doorgezet omdat er geen kwijtschelding zou mogen worden verleend zolang er een beroepsprocedure loopt. Volgens de staatssecretaris worden de zaken hier omgedraaid: zolang er bezwaar of beroep loopt, wordt er uitstel van betaling verleend. Ook ziet de staatssecretaris geen aanleiding om de hoogte van de bestuurlijke boete te matigen, aangezien verzoeker nalatig is geweest in het uitoefenen van zijn beroep als register-accountant, waarbij van hem een voorbeeldfunctie mag worden verwacht.

De ontvangeer van de Belastingdienst heeft inmiddels een saneringsvoorstel van een insolventiebureau ontvangen.

Oordeel van de commissie3

Het standpunt van de staatssecretaris kan worden gevolgd.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie, Van Strien

De griffier van de commissie, Roovers


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: R.R. Ganzevoort (GL), W.H. Huijbregts-Schiedon (VVD), A.C. Quik-Schuijt (SP),.J.M. Schouwenaar (VVD), G.A. van Strien, (voorzitter) (PVV), J.G. Vlietstra (PvdA) en G. de Vries-Leggedoor (CDA).

Naar boven