Aan de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Oegstgeest, 10 oktober 2025
Met overtuiging meld ik u beschikbaar te zijn voor het ambt van zowel als eerste als
tweede ondervoorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
Mijn senioriteit in het openbaar bestuur beschouw ik als een eerste element om deze
kandidatuur te onderbouwen. Meer dan een halve eeuw zet ik al voetstappen op het Binnenhof
-nu met die verbouwing letterlijk even niet- en ik ben daardoor betrokken geweest
bij dan wel getuige geweest van een ruim gevulde bundel van bestuurlijke en politieke
aangelegenheden. Het heeft mij veel inzicht gegeven.
Als tweede argument voor mijn kandidatuur wil ik noemen mijn betrokkenheid bij de
kwaliteit van het openbaar bestuur, een van de bijzondere aandachtsvelden van de Eerste
Kamer. Juist omdat actualiteit en politieke rivaliteit nog wel eens druk kan leggen
om voorrang te krijgen boven goed gewogen zorgvuldigheid, heeft dit aspect van ons
werk mijn speciale belangstelling. Ik heb er vaak de aandacht voor gevraagd, bijvoorbeeld
in het kader van verzamelwetsvoorstellen, waarbij de invloed van de Eerste Kamer wordt
gereduceerd omdat deze het recht van amendement ontbeert.
Kortheidshalve verwijs ik bovendien naar onlangs door mij nog ingediende vragen over
het goedkeurend beleidsbesluit, waarbij de regering feitelijk de volksvertegenwoordiging en zeker de Eerste Kamer
buitenspel zet.
Als derde, wellicht curieus argument, wil ik wijzen op de tot nu toe bescheiden aanwezigheid
van mijn partij 50PLUS in Eerste en Tweede Kamer. Die omstandigheid vergt niet alleen
een grotere inzet per gekozene, wat aandacht veronderstelt voor vrijwel alle beleidsterreinen,
maar bovendien stelt het eisen aan het vruchtbaar omgaan met de collega's van alle
fracties om thema's te kunnen agenderen en daar steun voor te verwerven.
Voor mijn CV verwijs ik u naar de ingesloten bijlage. Ik zou het als een eer en als
een voorrecht beschouwen om met een ondervoorzitterschap van de Eerste Kamer mijn
loopbaan in het openbaar bestuur compleet te maken.
Martin van Rooijen