Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2024
De Eerste Kamer heeft op 5 november 2024 ingestemd met het verslag van de commissie
voor de Verzoekschriften van de Eerste Kamer (hierna: de commissie) over het verzoekschrift
van C.v.R. (hierna: verzoeker) inzake de afhandeling van een klacht bij de Belastingdienst.
In de brief van 6 november 2024 wijst de voorzitter van de commissie de Minister van
Financiën op het voorstel dat de commissie aan de Eerste Kamer heeft gedaan op pagina
4 van het verslag. Met deze brief reageer ik namens de Minister van Financiën op het
voorstel van de commissie.
In het voorstel verzoekt u de Minister om fiscaal en strafrechtelijk onderzoek voldoende
gescheiden te houden en in het bijzonder om in de situatie van verzoeker na te gaan
of dat voldoende is gebeurd.
Daarnaast verzoekt u de Minister te reageren op de gestelde niet passende bejegening
door de Belastingdienst, en wat de Minister eraan zal doen om zulke bejegening van
burgers in het vervolg te voorkomen.
Onderstaand treft u mijn reactie op de verzoeken van de commissie.
In de voorgelegde situatie van verzoeker loopt momenteel een fiscale procedure, waarvan
de door verzoeker gestelde dubbelrol van de inspecteur in het fiscale en het strafrechtelijk
onderzoek onderdeel is.1 Op grond van deze procedure heb ik niet de ruimte om inhoudelijk op de casus van
verzoeker en de gestelde dubbelrol in te gaan.
Belastingdienstmedewerkers kunnen in strafrechtelijke onderzoeken desgevraagd een
bijdrage leveren door de inbreng van fiscale/financiële kennis en expertise. De informatie
waarmee die Belastingdienstmedewerkers tijdens het strafrechtelijk onderzoek in aanraking
komen, mag de Belastingdienst pas gebruiken nadat de verantwoordelijke officier van
justitie deze informatie vrijgeeft voor fiscale doeleinden. Dat is ook de ingebouwde
waarborg, zodat deze informatie niet gebruikt kan worden voor andere dan opsporingsdoeleinden.
Het is mogelijk dat dezelfde Belastingdienstmedewerkers bijstand verlenen aan een
strafrechtelijk onderzoek én binnen hetzelfde feitencomplex betrokken zijn bij de
aanslagoplegging of de behandeling in bezwaar en/of beroep. Dit kan bij belastingplichtigen
de schijn van vooringenomenheid en beïnvloeding wekken.
De Belastingdienst heeft ondertussen zijn werkwijze aangepast om de schijn van vooringenomenheid
of beïnvloeding tegen te gaan. Daartoe is een striktere personele scheiding aangebracht
tussen enerzijds Belastingdienstmedewerkers die met fiscale/financiële kennis en expertise
bijstand verlenen aan een strafrechtelijk onderzoek en anderzijds Belastingdienstmedewerkers
die binnen hetzelfde feitencomplex fiscaal onderzoek doen.
De commissie constateert dat de bejegening door de Belastingdienst richting de verzoeker
anders kan en dat de «tone of voice» vaak aanmatigend is en van meer respect dient
te getuigen. Het streven van de Belastingdienst is om burgers zo goed mogelijk te
woord te staan (inhoudelijk en communicatief). Ik betreur het dan ook dat verzoeker
en kennelijk ook de commissie de bejegening door de Belastingdienst als aanmatigend
heeft ervaren. Ik heb het signaal doorgegeven aan de Belastingdienst.
De Staatssecretaris van Financiën,
T. van Oostenbruggen