34 872 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met maximering van het aantal regionale publieke media-instellingen

B MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 23 maart 2018

De regering dankt de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de schriftelijke inbreng bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met maximering van het aantal regionale publieke media-instellingen. Hieronder volgt beantwoording van de gestelde vragen.

De leden van de fracties van PvdA en GroenLinks geven aan te hechten aan het behoud en de verdere ontwikkeling van kwalitatief goede en onafhankelijke journalistiek bij de regionale omroep, zodat deze haar belangrijke rol in een goed functionerende democratie kan blijven invullen. Deze leden vragen in dit verband wat de verantwoordelijkheid van het provinciaal bestuur is bij het bevorderen van een kwalitatief hoogwaardige omroep.

De regering is blij met de woorden van de leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks over het belang van het behoud en de verdere ontwikkeling van kwalitatief goede en onafhankelijke journalistiek bij de regionale publieke omroep. Met deze leden is zij van mening dat dit noodzakelijk is voor de belangrijke rol die de regionale publieke omroep in een goed functionerende democratie vervult. Dit wetsvoorstel doet daar ook geen afbreuk aan. Integendeel. Bij de uitvoering van de publieke media-opdracht op regionaal niveau gaat het om optimale informatievoorziening met kwalitatief hoogwaardig media-aanbod. Die is niet gebaat bij versnippering van de beperkt beschikbare middelen over meerdere regionale publieke media-instellingen per provincie.

De rol van het provinciaal bestuur hierbij is vastgelegd in de artikelen 2.61, 2.64, 2.66 en 2.68 van de Mediawet 2008. Deze artikelen gaan over de betrokkenheid van provinciale staten of gedeputeerde staten bij onderscheidenlijk de aanwijzing van een instelling als regionale publieke media-instelling door het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat) en de intrekking van die aanwijzing door het Commissariaat. Deze rol van het provinciaal bestuur blijft in het kader van dit wetsvoorstel ongewijzigd. Verder staat het het provinciaal bestuur vrij om ter bevordering van kwalitatief hoogwaardig media-aanbod de «eigen regionale omroep» extra middelen ter beschikking te stellen naast de bekostiging door het Rijk.

Verder vragen deze leden hoe de onafhankelijkheid van de omroep is geborgd.

De onafhankelijkheid van de omroep is in de Nederlandse wetgeving geborgd. Die situatie blijft met dit wetsvoorstel ongewijzigd. Gewezen kan worden op het censuurverbod van artikel 7, tweede lid, Grondwet, op artikel 2.1, tweede lid, aanhef en onder d, Mediawet 2008, dat bepaalt dat publieke mediadiensten onafhankelijk zijn van commerciële en overheidsinvloeden en op artikel 2.88, eerste lid, Mediawet 2008, dat de centrale bepaling over de inhoudelijke autonomie van publieke media-instellingen bevat. Deze voorschriften zijn en blijven ten volle van toepassing op regionale publieke media-instellingen.

De leden van de fracties van PvdA en GroenLinks stellen dat de regering er gegeven het budget voor kiest om het aantal regionale omroepen per provincie te maximeren tot één per provincie. Zij vragen hoe met de aanwijzing van één omroep de gewenste redactionele pluriformiteit en pluraliteit zijn geborgd.

De regionale publieke omroep heeft een geschiedenis van meer dan 70 jaar.1 Geleidelijk aan is in elke provincie één regionale publieke media-instelling tot stand gebracht. Alleen in Zuid-Holland zijn er twee actief, een in die provincie historisch gegroeide situatie. Er bestaat dus al jarenlang een status quo van dertien regionale publieke media-instellingen. Dit wetsvoorstel strekt ertoe dat het aantal regionale publieke media-instellingen in Nederland wordt gemaximeerd op het huidige aantal per provincie. Het wetsvoorstel doet daarmee geen afbreuk aan de bestaande pluriformiteit en pluraliteit. De pluriformiteit wordt gewaarborgd door de publieke mediaopdracht die is opgenomen in artikel 2.1 Mediawet 2008. Eén regionale publieke media-instelling per provincie biedt ruimte aan verschillende opinies en opvattingen. Daarbij is sprake van zogenoemde interne pluriformiteit. Ook de pluraliteit is geborgd. Er is weliswaar per provincie één regionale publieke omroep, maar daarnaast zijn ook de landelijke publieke omroep en verschillende lokale publieke media-instellingen (ook in de vorm van streekomroepen) in de provincies actief. Verder is er in de provincies ook ruimte voor commerciële initiatieven.

De genoemde leden stellen dat de toezegging aan de Eerste Kamer voor minimaal één regionale omroep per provincie met de vertaling naar maximaal één regionale omroep de beperktst mogelijke invulling krijgt. Die gaat, zo stellen zij, voorbij aan bijvoorbeeld de regionale diversiteit die grote provincies als bijvoorbeeld maar niet uitsluitend Overijssel, Gelderland, Noord-Holland en Noord-Brabant kenmerkt. Zwolle is niet hetzelfde als Twente, de Betuwe is de Veluwe niet, Texel heeft een andere identiteit dan het Gooi en de Wouwse Plantage ligt ver af van Eindhoven. De leden vragen of de regering deze en andere verschillen herkent en of het niet logischer zou zijn de – nog moeizame – bundeling van lokale omroepen richting streekomroepen te betrekken bij een meer integrale visie over wat het beste schaalniveau is waarop de kijker/luisteraar vanuit zijn eigen regio bediend wordt zonder dat daarop op voorhand een wettelijke beperking van één gefinancierde regionale omroep wordt opgelegd.

De regering herkent de verschillen in regionale identiteit uiteraard en koestert deze ook. Dit wetsvoorstel doet ook op generlei wijze afbreuk aan die verschillen. Het is aan de regionale publieke media-instellingen om vanuit de publieke taakopdracht die verschillen in cultuur en identiteit in haar verzorgingsgebied aan bod te laten komen. Het beperkt voorhanden budget is echter een gegeven, zodat uitbreiding van het huidige aantal regionale publieke media-instellingenomroepen onwenselijk is. Toevoeging van meer regionale publieke media-instellingen zou versnippering van het budget betekenen. Daar is de pluriformiteit en de kwaliteit van het regionale media-aanbod niet bij gebaat. Dit wetsvoorstel staat echter niet in de weg aan het ontwikkelen van een integrale visie op de lokale en regionale omroep.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstukken II 2017/18, 34 872, nr. 3, p.1.

Naar boven